Psalm 52

Het Boek

van Biblica
1-2 Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Hij maakte dit nadat de Edomiet Doëg hem aan Saul had verraden met de woorden: ‘David is in het huis van Achimelech.’3 Och geweldenaar, waarom denkt u dat het kwade u wel zal helpen? De liefde en goedheid van God houden nooit op en gelden dag en nacht.4 U bedenkt allerlei kwaad, uw tong is zo scherp als een scheermes. U bent een bedrieger!5 U geeft de voorkeur aan het kwaad boven het goede. U liegt liever dan dat u de waarheid spreekt.6 U hoort het liefst slechte taal en een mond die bedriegt.7 God zal u echter voor eeuwig verderven. Hij zal u uit uw huis wegslepen en een einde aan uw leven maken.8 De oprechte mensen die het zien, zullen ontzag voor God hebben en zeggen:9 ‘Kijk, zo vergaat het degene die niet op God vertrouwt, maar denkt dat zijn rijkdom hem wel zal redden. Die rijkdom waardoor hij zich sterk waande, werd zijn ondergang.’10 Ik groei echter op als een altijd groene olijfboom in Gods huis. Onophoudelijk vertrouw ik op Gods goedheid en liefdevolle zorg.11 Ik zal U altijd loven en prijzen, omdat U mij steeds weer redt. Ik verwacht het alleen van U, samen met al uw volgelingen, want uw naam is groot en goed.

Psalm 52

English Standard Version

van Crossway
1 To the choirmaster. A Maskil[1] of David, when Doeg, the Edomite, came and told Saul, “David has come to the house of Ahimelech.” Why do you boast of evil, O mighty man? The steadfast love of God endures all the day. (1 Sam 22:9)2 Your tongue plots destruction, like a sharp razor, you worker of deceit. (Ps 50:19; Ps 57:4; Ps 101:7)3 You love evil more than good, and lying more than speaking what is right. (Jer 9:4)4 You love all words that devour, O deceitful tongue.5 But God will break you down forever; he will snatch and tear you from your tent; he will uproot you from the land of the living. (Ps 27:13; Spr 2:22)6 The righteous shall see and fear, and shall laugh at him, saying, (Ps 2:4; Ps 40:3)7 “See the man who would not make God his refuge, but trusted in the abundance of his riches and sought refuge in his own destruction!”[2] (Ps 49:6)8 But I am like a green olive tree in the house of God. I trust in the steadfast love of God forever and ever. (Ps 1:3; Ps 37:35; Ps 92:12; Ps 128:3; Ps 144:12; Jer 11:16; Hos 14:6)9 I will thank you forever, because you have done it. I will wait for your name, for it is good, in the presence of the godly. (Ps 50:5; Ps 54:6)