van Biblica1Een leerzaam gedicht van David. Gelukkig is hij wiens misstap vergeven wordt en wiens zonden vergeten worden.2Gelukkig is hij aan wie de HERE zijn zonde niet toerekent en wiens innerlijk eerlijk en oprecht is.3Zolang ik mijn zonde niet beleed, kwijnde ik weg. Ik was de hele dag tot tranen toe bewogen.4Dag en nacht voelde ik hoe U tot mijn geweten sprak. Ik schrompelde in elkaar als bij grote hitte.5Toen heb ik U al mijn zonden beleden en niets voor U verborgen gehouden. Ik zei: ‘Ik zal de HERE alles opbiechten’ en toen hebt U mijn schuld vergeven.6Laat iedere gelovige veel tot U bidden, nu U Zich nog laat vinden. Zelfs al komt grote ellende op hem af, dan nog zult U hem beschermen.7U verbergt mij. U spaart mij voor moeilijke omstandigheden. U vult mijn hart met lofliederen over mijn bevrijding.8‘Ik, de HERE, laat u zien welke weg u moet gaan. Ik geef u raad en houd mijn oog op u gericht.9Gedraag u dus niet als een paard of een muildier, dat met bit en teugels in bedwang moet worden gehouden. Dat wil Ik niet.’10Iemand die zonder God leeft, krijgt veel zorgen en moeite te verduren. Maar wie op de HERE vertrouwt, wordt door zijn liefde en goedheid omringd.11Wees blij in de HERE en zing een loflied, alle gelovigen! Laten allen die oprecht tegenover God staan, het uitjubelen.
1A Maskil[1] of David. Blessed is the one whose transgression is forgiven, whose sin is covered. (Ex 34:7; Ps 85:2; Joh 1:29; Rom 4:7)2Blessed is the man against whom the Lord counts no iniquity, and in whose spirit there is no deceit. (Joh 1:47; 2 Cor 5:19)3For when I kept silent, my bones wasted away through my groaning all day long. (Ps 22:1; Ps 31:10)4For day and night your hand was heavy upon me; my strength was dried up[2] as by the heat of summer. (1 Sam 5:6; 1 Sam 5:11; Ps 38:2)5I acknowledged my sin to you, and I did not cover my iniquity; I said, “I will confess my transgressions to the Lord,” and you forgave the iniquity of my sin. (Job 33:27; Ps 38:18; Ps 51:3; Spr 28:13; Luk 15:18; Luk 15:21; 1 Joh 1:9)6Therefore let everyone who is godly offer prayer to you at a time when you may be found; surely in the rush of great waters, they shall not reach him. (Job 22:11; Ps 18:4; Ps 18:16; Ps 30:4; Ps 42:7; Ps 69:1; Ps 69:13; Ps 144:7)7You are a hiding place for me; you preserve me from trouble; you surround me with shouts of deliverance. (Ex 15:1; Ri 5:1; Ps 9:9; Ps 18:1; Ps 27:5; Ps 31:20; Ps 91:1; Ps 119:114)8I will instruct you and teach you in the way you should go; I will counsel you with my eye upon you. (Ps 25:8; Ps 25:12; Ps 73:24)9Be not like a horse or a mule, without understanding, which must be curbed with bit and bridle, or it will not stay near you. (Job 35:11; Spr 26:3; Jak 3:3)10Many are the sorrows of the wicked, but steadfast love surrounds the one who trusts in the Lord. (Ps 34:8; Ps 84:12; Spr 13:21; Spr 16:20; Jer 17:7; Rom 2:9)11Be glad in the Lord, and rejoice, O righteous, and shout for joy, all you upright in heart! (Deut 32:43; Ps 7:10; Ps 33:1; Ps 64:10; Ps 68:3; Ps 97:12)