van Biblica1Een lied van David. De HERE is mijn licht en mijn redder. Voor wie zou ik dan bang zijn? De HERE is mijn levenskracht. Zou ik dan nog angst voor iemand hebben?2Toen de misdadigers, mijn vijanden, kwamen om mij te vernietigen, zijn zij zelf gestruikeld en gevallen.3Al komt een heel leger op mij af, ik word niet bang. Al wordt er oorlog tegen mij gevoerd, ik blijf toch vertrouwen!4Ik heb de HERE slechts één ding gevraagd, daar gaat mijn hele hart naar uit: dat ik mijn hele leven in het huis van de HERE mag blijven. Om de lieflijkheid van de HERE te kunnen zien en steeds meer over Hem te leren in zijn tempel.5Want wanneer kwade tijden aanbreken, verbergt Hij mij in zijn hut. Hij verstopt mij in zijn tent, op een plaats die niemand kent. Hij zet mij hoog op een rots.6Daarom kan ik mijn hoofd opheffen. Ik kijk over al mijn vijanden heen. Daarom wil ik Hem offers brengen met luid trompetgeschal. Ik wil zingen voor de HERE, psalmen zingen voor Hem.7Luister, HERE, hoe ik hardop naar U roep! Wees zo goed mij te antwoorden en geef mij genade.8U Zelf laat mijn hart naar U vragen. Ik wil U zoeken, HERE.9Verberg U niet voor mij en stuur mij niet toornig weg. U bent altijd mijn hulp. Laat mij niet in de steek en stoot mij niet van U af, God van mijn heil.10Al zouden mijn vader en moeder mij in de steek laten, de HERE laat mij nooit alleen.11Leer mij uw bedoelingen, HERE, en laat mij op een vlakke weg lopen, zodat mijn vijanden mij niet kunnen pakken.12Geef mij niet over aan mijn tegenstanders. Er wordt vals tegen mij getuigd en geweldenaars bedreigen mij.13Gelukkig wist ik zeker dat de goedheid van de HERE mij zou redden. Hij spaarde mijn leven!14Wees sterk en wacht op de HERE. Laat uw hart sterk zijn en krachtig door altijd op de HERE te wachten.
1Of David. The Lord is my light and my salvation; whom shall I fear? The Lord is the stronghold[1] of my life; of whom shall I be afraid? (Ex 15:2; Ps 23:4; Ps 84:11; Ps 118:14; Jes 12:2; Jes 60:20; Jes 62:11; Mi 7:8)2When evildoers assail me to eat up my flesh, my adversaries and foes, it is they who stumble and fall. (Ps 14:4)3Though an army encamp against me, my heart shall not fear; though war arise against me, yet[2] I will be confident. (Ps 3:6)4One thing have I asked of the Lord, that will I seek after: that I may dwell in the house of the Lord all the days of my life, to gaze upon the beauty of the Lord and to inquire[3] in his temple. (Ps 23:6; Ps 26:8; Ps 65:4; Ps 84:1; Ps 90:17; Luk 2:37)5For he will hide me in his shelter in the day of trouble; he will conceal me under the cover of his tent; he will lift me high upon a rock. (Job 5:21; Ps 31:20; Ps 40:2; Ps 91:1; Jes 4:6)6And now my head shall be lifted up above my enemies all around me, and I will offer in his tent sacrifices with shouts of joy; I will sing and make melody to the Lord. (Num 10:10; Ps 3:3; Ef 5:19; Col 3:16)7Hear, O Lord, when I cry aloud; be gracious to me and answer me! (Ps 30:10)8You have said, “Seek[4] my face.” My heart says to you, “Your face, Lord, do I seek.”[5] (Ps 24:6; Ps 105:4)9Hide not your face from me. Turn not your servant away in anger, O you who have been my help. Cast me not off; forsake me not, O God of my salvation! (Ps 24:5; Ps 69:17; Ps 102:2; Ps 143:7)10For my father and my mother have forsaken me, but the Lord will take me in. (Jes 40:11; Jes 49:15; Jes 63:16)11Teach me your way, O Lord, and lead me on a level path because of my enemies. (Ps 5:8; Ps 25:4)12Give me not up to the will of my adversaries; for false witnesses have risen against me, and they breathe out violence. (1 Kon 21:13; Ps 35:11; Ps 41:2; Mat 26:59; Mar 14:55; Hand 9:1)13I believe that I shall look[6] upon the goodness of the Lord in the land of the living! (Ex 33:19; Job 28:13; Ps 52:5; Ps 116:9; Ps 142:5)14Wait for the Lord; be strong, and let your heart take courage; wait for the Lord! (Deut 31:7; Joz 1:6; Joz 1:9; Joz 1:18; Ps 31:24; Ps 37:34; Ps 62:5; Spr 20:22)