van Biblica1HERE, wij verdienen geen eer. Alleen uw naam komt alle eer toe vanwege uw goedheid, liefde en trouw.2De heidenen zeggen: ‘Waar is hun God nu?’3Onze God woont in de hemel en doet wat Hem goeddunkt.4Hun afgodsbeelden zijn van zilver en goud, vervaardigd door gewone mensen.5Die beelden kun je zien: zij hebben een mond, maar zeggen geen woord.6Ook hebben ze oren aan het beeld gemaakt, maar die kunnen toch niet horen. En een neus, maar die ruikt niets.7De handen die eraan zitten, voelen niets. En de voeten verzetten geen stap. Ook de keel kan geen geluid voortbrengen.8Wie beelden maakt, zal eenmaal net zo doods zijn als zijn maaksels. Zo gaat het ook met ieder die op die beelden vertrouwt.9Israëlieten, stel uw vertrouwen op de HERE. Hij is voor hen een helper en stelt Zich beschermend voor hen op.10Nageslacht van Aäron, stel uw vertrouwen op de HERE Hij is voor hen een Helper en stelt Zich beschermend voor hen op.11Als u ontzag hebt voor de HERE, stel dan ook uw vertrouwen op Hem. Hij is voor u een Helper en stelt Zich beschermend voor u op.12De HERE denkt aan ons, Hij geeft de zegen. Hij geeft zegeningen aan het volk van Israël, aan het nageslacht van Aäron13en aan ieder die ontzag voor de HERE heeft, klein en groot.14Ik bid dat de HERE u veel kinderen geeft, zowel aan u als aan uw kinderen.15U bent rijk gezegend door de HERE, die hemel en aarde heeft gemaakt.16De hemel is de woonplaats van de HERE en de aarde gaf Hij aan de mensen.17Dode mensen kunnen de HERE niet prijzen, vanuit het dodenrijk kan niemand Hem eren.18Wij, de levende mensen, mogen echter de HERE loven en prijzen: nu en tot in eeuwigheid.
1Not to us, O Lord, not to us, but to your name give glory, for the sake of your steadfast love and your faithfulness! (Ps 36:5; Jes 48:11; Ez 36:22; Dan 9:18)2Why should the nations say, “Where is their God?” (Ex 32:12; Num 14:13; Ps 42:3)3Our God is in the heavens; he does all that he pleases. (Ps 11:4; Ps 135:6; Dan 4:35)4Their idols are silver and gold, the work of human hands. (Deut 4:28; 2 Kon 19:18; Ps 135:15; Jes 37:19; Jes 44:10; Jer 10:3; Hand 19:26)5They have mouths, but do not speak; eyes, but do not see. (Jes 46:7; Hab 2:18)6They have ears, but do not hear; noses, but do not smell.7They have hands, but do not feel; feet, but do not walk; and they do not make a sound in their throat.8Those who make them become like them; so do all who trust in them. (Jes 44:9)9O Israel,[1] trust in the Lord! He is their help and their shield. (Ps 33:20; Ps 37:3; Ps 62:8; Ps 118:2; Ps 135:19)10O house of Aaron, trust in the Lord! He is their help and their shield. (Ps 3:3; Ps 115:9)11You who fear the Lord, trust in the Lord! He is their help and their shield. (Ps 22:23; Ps 103:11; Ps 103:13; Ps 103:17)12The Lord has remembered us; he will bless us; he will bless the house of Israel; he will bless the house of Aaron; (Ps 118:2; Ps 135:19)13he will bless those who fear the Lord, both the small and the great. (Ps 112:1; Jer 16:6; Jer 31:34)14May the Lord give you increase, you and your children! (Deut 1:11)15May you be blessed by the Lord, who made heaven and earth! (Gen 1:1; Gen 14:19; Ruth 2:20; Ps 121:2; Ps 124:8; Ps 134:3; Ps 146:6; Jer 10:11; Hand 14:15; Op 14:7)16The heavens are the Lord’s heavens, but the earth he has given to the children of man.17The dead do not praise the Lord, nor do any who go down into silence. (Ps 6:5; Ps 31:17)18But we will bless the Lord from this time forth and forevermore. Praise the Lord! (Ps 104:35; Ps 113:2)