van Biblica1Kom, laten wij lofliederen zingen tot eer van de HERE, laten wij Hem loven, want Hij is de rots van ons heil.2Laten wij met lofliederen naar Hem toegaan, met snaarinstrumenten Hem prijzen.3De HERE is een machtige God, de grote Koning. Er is niemand zoals Hij.4Hij beheerst de diepten van deze schepping en reikt met zijn hand tot aan de toppen van de bergen.5De zee en het land zijn van Hem, want Hij heeft beide gemaakt.6Kom, laten wij ons buigen, knielen en ons neerwerpen voor de HERE, die ons heeft gemaakt.7Hij is onze God en wij horen bij het volk dat Hij leidt. Als schapen volgen wij Hem. Luister toch elke dag naar wat Hij u zegt.8‘Wees niet koppig, zoals de mensen bij Massa en Meriba, indertijd in de woestijn.9Uw voorouders hebben Mij toen uitgedaagd. Zij stelden Mij op de proef, hoewel zij mijn macht hadden gezien in wat Ik deed.10Veertig jaar lang heeft uw volk Mij moeite gegeven. Ik ergerde Mij aan hen. Ten slotte zei Ik: “Dit volk loopt voortdurend van Mij weg, het wil Mij niet volgen.”11Daarom heb Ik, toen Ik toornig was, gezworen dat het geen rust bij Mij zou vinden.’
1 Pojďte, zaplesejme Hospodinu, oslavujme hlaholem skálu své spásy, 2 vstupme před jeho tvář s díkůvzdáním, oslavujme ho hlaholem žalmů! 3 Hospodin je velký Bůh, je velký Král nad všemi bohy. 4 On má v svých rukou hlubiny země, temena hor patří jemu. 5 Jeho je moře, on sám je učinil, souš vytvořily jeho ruce. 6 Přistupte, klaňme se, klekněme, skloňme kolena před Hospodinem, který nás učinil. 7 On je náš Bůh, my lid, jejž on pase, ovce, jež vodí svou rukou. Uslyšíte-li dnes jeho hlas, 8 nezatvrzujte svá srdce jako při sváru v Meribě, jako v den pokušení na poušti v Masse, 9 kde mě vaši otcové pokoušeli, kde mě chtěli zkoušet, i když viděli mé činy. 10 Po čtyřicet let mi bylo na obtíž to pokolení. Řekl jsem si: Je to lid bloudící srdcem, k mým cestám se nezná. 11 Proto jsem se v hněvu zapřisáhl: Nevejdou do mého odpočinutí!