van Biblica1Prijs de HERE, want Hij is een goede God. Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.2Laat eerst het volk van Israël zeggen: ‘Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.’3Laat dan het nageslacht van Aäron zeggen: ‘Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.’4En laat nu ieder die ontzag heeft voor de HERE, zeggen: ‘Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.’5Toen ik het heel erg moeilijk had, heb ik de HERE aangeroepen. Hij heeft mij antwoord gegeven en mij bevrijd. Ik kon het allemaal weer aan.6De HERE is dicht bij mij, ik ben nergens meer bang voor. Want wat kan een mens mij nu nog aandoen?7De HERE is dicht bij mij en mijn vrienden, daarom kan ik neerzien op mijn tegenstanders.8Het is het beste te leven onder de bescherming van de HERE, dat biedt meer zekerheid dan wanneer men op mensen vertrouwt.9Het is het beste te leven onder de bescherming van de HERE, dat biedt meer zekerheid dan wanneer men het verwacht van machthebbers.10Toen ik van alle kanten werd ingesloten, heb ik de vijand neergeslagen in de naam van de HERE.11Toen zij mij omringden, heb ik ze in de naam van de HERE neergeslagen.12Het leek wel alsof ik door een zwerm bijen werd aangevallen, maar ik heb ze uitgerookt, ik heb hen neergeslagen in de naam van de HERE.13U hebt mij flink te pakken gehad, ik was zelfs gevallen. Maar de HERE hielp mij.14De HERE is mijn kracht en ik zing een loflied voor Hem. Hij heeft mij bevrijd.15Luister! Vanuit de huizen van de gelovigen klinken overwinningsliederen en lofzangen. De rechterhand van de HERE is sterk en doet grote dingen.16De rechterhand van de HERE helpt mensen overeind. De rechterhand van de HERE is sterk en doet grote dingen.17Ik kom niet om in de strijd, maar zal overleven en iedereen vertellen wat de HERE heeft gedaan.18De HERE heeft mij pijnlijk gestraft, maar Hij heeft mij in leven gelaten.19Laat mij zien waar de rechtvaardigheid is, dan zal ik daar naar binnen gaan. Ik wil de HERE prijzen.20De rechtvaardigheid is waar de HERE woont, de gelovigen mogen bij Hem komen.21Ik prijs U, want U hebt mij gehoord en geantwoord. U hebt mij gered.22De steen die door de bouwers was afgekeurd, is juist de hoeksteen geworden.23Zo heeft de HERE het gewild en wij zien dat als een groot wonder.24Deze dag heeft de HERE gemaakt, het is goed dat wij deze dag jubelen en grote blijdschap ervaren.25HERE, geef ons bevrijding! HERE, geef ons welvaart.26Gezegend is hij die komt in de naam van de HERE. Wij zegenen u vanuit het huis van de HERE.27De HERE is onze God. Hij zorgt ervoor dat wij in het licht kunnen leven. Zet de lofoffers maar vast klaar naast het altaar. Bind ze eraan vast.28U bent mijn God, ik zal U prijzen. Mijn God, U bent de Allerhoogste!29Prijs de HERE, Hij is een goede God! Zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
1 Chválu vzdejte Hospodinu, protože je dobrý, jeho milosrdenství je věčné! 2 Ať vyzná Izrael: Jeho milosrdenství je věčné! 3 Ať vyzná Áronův dům: Jeho milosrdenství je věčné! 4 Ať vyznají ti, kteří se bojí Hospodina: Jeho milosrdenství je věčné! 5 V soužení jsem volal Hospodina, Hospodin mi odpověděl, daroval mi volnost. 6 Hospodin je při mně, nebojím se. Co by mi mohl udělat člověk? 7 Hospodin je při mně, mezi mými pomocníky, spatřím pád těch, kdo mě nenávidí. 8 Lépe utíkat se k Hospodinu, než doufat v člověka. 9 Lépe utíkat se k Hospodinu, než doufat v knížata. 10 Všechny pronárody mě obklíčily; odrazil jsem je v Hospodinově jménu. 11 Oblehly mě, ano, obklíčily; odrazil jsem je v Hospodinově jménu. 12 Oblehly mě jako vosy; zhasly jak planoucí trní, odrazil jsem je v Hospodinově jménu. 13 Udeřil jsi na mě tvrdě, abych padl. Hospodin je moje pomoc, 14 Hospodin je síla má i moje píseň; stal se mou spásou. 15 Ze stanů spravedlivých zní plesání nad spásou. Hospodinova pravice koná mocné činy! 16 Hospodinova pravice se vyvýšila, Hospodinova pravice koná mocné činy! 17 Nezemřu, budu žít, budu vypravovat o Hospodinových činech. 18 Hospodin mě přísně trestal, ale nevydal mě smrti. 19 Brány spravedlnosti mi otevřete, vejdu jimi vzdávat chválu Hospodinu. 20 Toto je Hospodinova brána, skrze ni vcházejí spravedliví. 21 Tobě vzdávám chválu, žes mi odpověděl; stal ses mou spásou. 22 Kámen, jejž zavrhli stavitelé, stal se kamenem úhelným. 23 Stalo se tak skrze Hospodina, tento div se udál před našimi zraky. 24 Toto je den, který učinil Hospodin, jásejme a radujme se z něho. 25 Prosím, Hospodine, pomoz! Prosím, Hospodine, dopřej zdaru! 26 Požehnaný, jenž přichází v Hospodinově jménu. Žehnáme vám z Hospodinova domu. 27 Hospodin je Bůh, dává nám světlo. Slavte svátek ratolestí, k rohům oltáře se ubírejte. 28 Ty jsi můj Bůh, tobě vzdávám chválu, vyvyšuji tě, můj Bože. 29 Chválu vzdejte Hospodinu, protože je dobrý, jeho milosrdenství je věčné! (Álef)