van Biblica1Ik houd zoveel van de HERE, altijd hoort Hij mij als ik mij smekend tot Hem richt.2Hij wil ook graag naar mij luisteren, daarom zal ik nooit nalaten Hem aan te roepen.3Toen de dood mij omknelde en de angst voor de dood mij aangreep, was ik wanhopig en vreselijk benauwd.4Toch heb ik toen de naam van de HERE geroepen. Ik zei: ‘Och HERE, red mij toch!’5De HERE is rechtvaardig en geeft genade voor recht. God buigt Zich met liefde en medelijden over tot de mens.6De HERE zorgt voor eenvoudige mensen. Hoe zwak ik ook was, toch heeft Hij mij bevrijd.7Mijn hart kan weer helemaal tot rust komen, omdat de HERE voor mij heeft gezorgd.8U hebt mij voor de kaken van de dood weggerukt, mijn tranen gedroogd en elke steen waarover ik kon struikelen voor mij weggenomen.9Ik leef dicht bij de HERE en ik mag leven!10Ik bleef op Hem vertrouwen, zelfs toen ik in grote moeilijkheden verkeerde,11zelfs toen ik zo bang was dat ik geen mens meer vertrouwde.12Hoe kan ik iets voor de HERE terugdoen? Hij heeft zoveel goeds voor mij gedaan!13Ik zal overal vertellen dat Híj mij heeft bevrijd. Ik zal met eerbied spreken over de naam van de HERE.14Wat ik de HERE heb beloofd, zal ik ook doen in aanwezigheid van het hele volk.15Als een van zijn volgelingen sterft, raakt dat de HERE heel diep.16Werkelijk, HERE, ik ben uw dienaar, de zoon van uw dienares. U hebt mij vrijgemaakt.17Ik zal U lofoffers brengen en uw naam aanroepen.18Alles wat ik de HERE heb beloofd, zal ik nakomen. Zijn hele volk zal het zien.19Ik zal dat doen in de voorhof van het huis van de HERE, in het midden van Jeruzalem. Prijs de HERE!
1 Hospodina miluji; on slyší můj hlas, moje prosby, 2 sklonil ke mně ucho. Po všechny své dny chci k němu volat. 3 Ovinuly mě provazy smrti, přepadly mě úzkosti podsvětí; nacházím jen soužení a strasti. 4 Vzývám však Hospodinovo jméno: Hospodine, prosím, zachraň mi život! 5 Hospodin je milostivý, spravedlivý, náš Bůh se slitovává. 6 Hospodin je ochránce nezkušených: byl jsem vyčerpán, a dopřál mi zvítězit. 7 Můžeš opět odpočinout, moje duše, neboť Hospodin se tě zastal. 8 Ubránils mě před smrtí, mé oko před slzami, moje nohy před zvrtnutím. 9 Před Hospodinem smím dále chodit v zemi živých. 10 Uvěřil jsem, proto mluvím; byl jsem velmi pokořený. 11 Ukvapeně jsem si říkal: Každý člověk je lhář. 12 Jak se mám odvděčit Hospodinu, že se mne tolikrát zastal? 13 Zvednu kalich spásy a budu vzývat Hospodinovo jméno. 14 Svoje sliby Hospodinu splním před veškerým jeho lidem. 15 Velkou cenu má v Hospodinových očích oddanost jeho věrných až k smrti. 16 Hospodine, prosím, já jsem tvůj služebník, služebník tvůj, syn tvé služebnice. Ty jsi mi rozvázal pouta. 17 Tobě obětuji oběť díků a budu vzývat Hospodinovo jméno. 18 Svoje sliby Hospodinu splním před veškerým jeho lidem, 19 v nádvořích Hospodinova domu, Jeruzaléme, v tvém středu. Haleluja.