1-2Laat de priesters luisteren naar deze waarschuwing van de HERE van de hemelse legers: ‘Als uw gedrag niet verandert en u Mij niet eert, zal Ik u treffen met een vreselijke straf. In plaats van u te zegenen, zal Ik u bedelven onder vervloekingen. Ja, Ik heb mijn zegen al in vervloeking veranderd, omdat de dingen die voor Mij erg belangrijk zijn, niet serieus worden genomen.3Neem er nota van dat Ik uw kinderen zal afstraffen en u de uitwerpselen van die offerdieren in het gezicht zal werpen en uzelf zal weggooien als mest.4Dan zult u zien dat Ik het was die u deze waarschuwing stuurde. Want Ik wilde dat u weer de geboden die Ik Levi heb gegeven, zou gehoorzamen,’ zegt de HERE van de hemelse legers.5‘Ik gaf hem deze wetten om hem leven en vrede te geven. Hij kon daardoor zijn eerbied en respect voor Mij tonen.6Hij onderwees de mensen de waarheid die hij van Mij had ontvangen. Hij loog niet en bedroog niemand. Hij leidde een goed en rechtvaardig leven en velen die waren afgedwaald, bracht hij weer op de rechte weg.7De mond van de priester hoort over te vloeien van kennis van God, zodat de mensen leren leven volgens Gods wetten. Priesters zijn boodschappers van de HERE van de hemelse legers en de mensen horen hen om onderricht te vragen.8Maar zo bent u niet! U bent zelf van Gods weg afgeweken en u heeft velen laten struikelen door wat u hen onderwijst. Mijn verbond met Levi is door u misvormd en tot een bespotting gemaakt,’ zegt de HERE van de hemelse legers.9‘Daarom maak Ik u verachtelijk in de ogen van heel dit volk. Want u hebt Mij niet gehoorzaamd en liet sommige mensen de wet breken zonder hen te berispen.’10Wij zijn kinderen van dezelfde vader en zijn geschapen door dezelfde God. Waarom zijn wij elkaar dan ontrouw en schenden wij het verbond van onze voorouders?11In Juda, Israël en Jeruzalem heerst gebrek aan trouw, want de mannen van Juda hebben de heilige en geliefde tempel van de HERE ontheiligd door te trouwen met heidense vrouwen die afgoden aanbidden.12Laat de HERE iedereen die dit gedaan heeft, zonder uitzondering uitroeien uit zijn volk, ook al brengt hij Hem offers.13En dan is er nog iets: het altaar van de HERE wordt overstelpt met tranen, omdat Hij niet langer aandacht schenkt aan uw offers en u geen zegen van Hem meer ontvangt.14‘Waarom?’ vraagt men zich af. ‘Waarom heeft God ons verlaten?’ Omdat de HERE er getuige van is geweest hoe u de vrouw met wie u als jongeman trouwde, ontrouw bent geworden. Zij was toch uw levensgezel en de vrouw voor wie u beloofde trouw te zorgen!15U werd met uw vrouw verbonden door God. Volgens zijn wijze bedoeling werd u door het huwelijk één in zijn ogen. Hij wil dat u kinderen krijgt die God werkelijk trouw zijn. Beheers u daarom en blijf trouw aan uw eigen vrouw.16‘Want Ik verafschuw het wanneer een man zijn vrouw wegstuurt, wie zoiets doet besmeurt zichzelf met onrecht. Beheers u daarom en blijf trouw aan uw eigen vrouw,’ zegt de HERE, de God van Israël.17U vermoeit de HERE met uw woorden. ‘Waarmee doen wij dat dan?’ vraagt u. Door te zeggen dat wie kwaad doet, goed is in de ogen van de HERE en dat de HERE zo iemand waardeert. Of door te vragen: ‘Waar blijft God met zijn rechtvaardigheid?’
— Hrozba kněžstvu - Bůh stíhá prokletím službu těch, kdo pošlapávají čest jeho jména.
1 Nuže, kněží, je o vás rozhodnuto takto: 2 „Jestliže neposlechnete a nevezmete si k srdci, že máte oslavovat mé jméno, praví Hospodin zástupů, stihnu vás kletbou a vaše žehnání prokleji. A již jsem je proklel, neboť si to k srdci neberete. 3 Hle, obořím se na vaše potomstvo, vmetu vám do tváře výměty, výměty z vašich svátečních obětí. Vynesou vás i s nimi. 4 Věděli jste to, vždyť jsem vám poslal toto rozhodnutí: Chci mít smlouvu s Lévim, praví Hospodin zástupů. 5 Má smlouva s ním byla život a pokoj. Dal jsem mu toto: bázeň, aby žil v mé bázni a děsil se mého jména. 6 Zákon pravdy byl v jeho ústech, bezpráví se na jeho rtech neobjevilo; chodil se mnou pokojně a bezelstně a mnohé odvrátil od nepravosti. 7 Vždyť rty kněze střeží poznání; z jeho úst se vyhledává zákon, neboť on je poslem Hospodina zástupů. 8 Vy jste však z této cesty sešli, mnohé jste přivedli k tomu, že klopýtli o zákon, porušili jste lévijskou smlouvu, praví Hospodin zástupů. 9 Proto i já jsem způsobil, že jste v nevážnosti a ponížení u všeho lidu, za to, že nestřežíte mé cesty a při výkladu zákona straníte osobám.“
— Porušená smlouva - Vyvolený rod se pomísil s modláři a porušuje i manželskou smlouvu.
10 Což nemáme my všichni jednoho Otce? Což nás nestvořil jediný Bůh? Proč jsme vůči sobě věrolomní a znesvěcujeme tak smlouvu svých otců? 11 Věrolomně jedná Juda, ohavnost se páchá v Izraeli i v Jeruzalémě. Juda znesvěcuje svatyni, kterou Hospodin miluje, oženil se s dcerou cizího božstva. 12 Každého, kdo se toho dopouští, vyhladí Hospodin z Jákobových stanů, bdícího i odpovídajícího, i toho, kdo přináší obětní dar Hospodinu zástupů. 13 A ještě se dopouštíte další věci: Hospodinův oltář smáčíte slzami, pláčete a sténáte, protože již nehledí na obětní dar a nemá zalíbení v tom, co přinášíte. 14 Ptáte se proč? Proto, že Hospodin je svědkem mezi tebou a ženou tvého mládí, vůči níž ses zachoval věrolomně, ačkoli je to tvá družka a žena podle smlouvy. 15 Tak nejednal ten jeden, který měl částku ducha. Oč usiloval ten jeden? O Boží potomstvo. Střezte svého ducha, nikdo ať se nezachová věrolomně k ženě svého mládí. 16 „Každý ať nenávidí rozvod, praví Hospodin, Bůh Izraele, ať na svém oděvu přikryje násilí, praví Hospodin zástupů.“ Střezte tedy svého ducha, nejednejte věrolomně!
ZASLÍBENÍ OČISTY - — Příchod posla i Pána - V peci svého soudu přetaví Bůh služebníky svatyně, modloslužebníky pak sežehne.
17 Unavujete Hospodina svými slovy. Ptáte se: „Čím ho unavujeme?“ Tím, že říkáte: „Každý, kdo se dopouští zlého, líbí se Hospodinu, takovým on přeje.“ Anebo: „Kde je Bůh zastávající právo?“