Je webbrowser is verouderd. Als ERF Bibleserver erg traag is, update dan je browser.

Login
... en gebruik alle functies!

  • Lees1. Mose 3
  • Notities
  • Tags
  • Likes
  • Geschiedenis
  • Woordenboeken
  • Leesplan
  • Afbeeldingen
  • Video's
  • Speciale gelegenheden
  • Doneer
  • Blog
  • Nieuwsbrief
  • Partner
  • Help
  • Contact
  • Alexa-vaardigheden
  • Voor webmasters
  • Privacybeleid
  • Accessibility Statement
  • Rechten van de betrokken personen (DSGVO)
  • Over ERF Bibleserver
  • Language: Nederlands
© 2025 ERF
Gratis aanmelden

Handelingen 2

Het Boek

van Biblica

Pinksteren

1 Op de Pinksterdag waren zij allemaal bij elkaar gekomen. 2 Ineens kwam er uit de hemel een geluid, alsof er een storm opstak. Het was in het hele huis te horen. 3 Zij zagen iets dat op tongen van vuur leek, vlammen die zich boven ieder van hen verspreidden. 4 Zij werden allemaal vervuld van de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken: woorden die de Heilige Geest hun ingaf. 5 Met de feestdagen waren er in Jeruzalem vele gelovige Joden uit alle landen van de wereld. 6 Toen zij het geluid hoorden, liepen ze allemaal te hoop. Zij raakten in verwarring, omdat ieder van hen de apostelen in zijn eigen taal hoorde spreken. 7 Zij begrepen er niets van. ‘Dat zijn toch mannen uit Galilea?’ riepen zij verbaasd uit. 8 ‘Hoe kan het dan dat zij ónze taal spreken en nog andere talen ook? Kijk eens waar wij overal vandaan komen: 9 uit Parthië, Medië, Elam en Mesopotamië, uit Judea, Capadocië, Pontus, Asia, 10 Frygië en Pamfylië, uit Egypte en de streek van Cyrene in Libië. Er zijn hier Joden en Joodse bekeerlingen uit Rome, 11 Kreta en Arabië. Hoe bestaat het dat ieder van ons in zijn eigen taal hoort spreken over de geweldige dingen die God gedaan heeft!’ 12 Zij waren buiten zichzelf en wisten niet wat zij ervan moesten denken. Zij zeiden tegen elkaar: ‘Wat heeft dit toch te betekenen?’ 13 ‘Die mensen hebben vast teveel zoete wijn gedronken,’ lachten sommigen schamper. 14 De twaalf apostelen stonden op en Petrus nam het woord. ‘Mannen- van Israël!’ riep hij. ‘Inwoners en bezoekers van Jeruzalem, luister! 15 Wij zijn helemaal niet dronken, zoals u denkt. De dag is nog maar net begonnen, het is pas negen uur. 16 Wat hier gebeurt, is al lang geleden door de profeet Joël voorspeld: 17 “God zal aan het einde van de tijd zijn Geest over alle mensen uitstorten. Uw zonen en dochters zullen Gods woorden spreken. Jonge mannen zullen visioenen zien en oude mannen bijzondere dromen hebben. 18 In die dagen zal God zijn Geest ook uitstorten over allen die Hem dienen, mannen zowel als vrouwen, en zij zullen zijn woorden spreken. 19 Hij zal wonderlijke dingen laten gebeuren in de hemel en op de aarde: bloed, vuur en rookwolken. 20 De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat die grote en ontzagwekkende dag van de Here aanbreekt. 21 Dan zal ieder die de naam van de Here aanroept, gered worden.” 22 Mannen van Israël, luister naar mij. Jezus van Nazareth is door God Zelf gestuurd. De wonderen en bijzondere dingen die Hij deed, zijn daar een duidelijk bewijs van. U hebt die met eigen ogen gezien. 23 Maar Hij is, volgens Gods plan, in handen van ongelovige mensen gevallen. U hebt Hem door Romeinse soldaten aan een kruis laten slaan. 24 God, die dit voorzag, heeft Hem uit de greep van de dood bevrijd en weer levend gemaakt. De dood kon Hem niet vasthouden. 25 Want David sprak over Jezus, toen hij zei: “Ik heb de Here altijd voor ogen, Hij leidt mij en houdt mij overeind. 26 Daarom is er vreugde in mijn hart en ben ik gelukkig! Zelfs mijn lichaam is veilig bij Hem. 27 Here, U zult mij niet in het dodenrijk laten liggen, U zult het lichaam van uw heilige dienaar niet laten vergaan. 28 U zult mij het leven teruggeven. Door dicht bij mij te zijn, zult U mij vreugde geven.” 29 Vrienden, ik hoef u niet te vertellen dat David gestorven en begraven is. Zijn graf is nog altijd te zien. 30 Maar hij wist wat er na zijn dood zou gebeuren. God had hem beloofd dat een van zijn nakomelingen in zijn plaats koning zou worden. 31 Hij was een profeet en voorspelde dat de Christus uit de dood zou opstaan. De Christus zou niet dood blijven en zijn lichaam zou niet vergaan. 32 God heeft Jezus uit de dood laten opstaan, dat hebben wij allemaal gezien. 33 Hij heeft Hem toen de ereplaats aan zijn rechterhand gegeven. Zoals beloofd gaf God Hem de Heilige Geest en Jezus heeft de Heilige Geest uitgestort, en dat ziet en hoort u nu. 34 David is niet zelf naar de hemel gegaan en sprak dus niet over zichzelf toen hij zei: “God zei tegen mijn Here: Kom naast Mij zitten, aan mijn rechterhand, 35 totdat Ik uw vijanden aan U onderworpen heb.” 36 Het hele volk van Israël moet weten dat God deze Jezus, die u gekruisigd hebt, tot Here en Christus heeft gemaakt.’ 37 Toen de mensen dit hoorden, werden ze diep in hun hart geraakt en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Vrienden, wat moeten wij doen?’ 38 Petrus antwoordde: ‘U moet zich bekeren tot God en u laten dopen in de naam van Jezus Christus, want dan worden uw zonden vergeven, en de Heilige Geest zal in u komen wonen. 39 Want God heeft die beloofd aan u en uw kinderen, aan ieder die door God geroepen wordt en ook aan de verre, vreemde volken.’ 40 Petrus hield een lange toespraak en deed ten slotte een dringend beroep op hen: ‘Zorg dat u bevrijd wordt van de slechte invloed van deze wereld.’ 41 De mensen die aannamen wat hij zei, werden gedoopt. Op die ene dag waren dat ongeveer drieduizend personen. 42 Zij bleven trouw aan wat de apostelen hun leerden en gingen als één grote familie met elkaar om. Zij kwamen vaak samen voor de maaltijd van de Here en voor gebed. 43 Iedereen was vol ontzag voor de wonderen en tekenen die de apostelen deden. 44 De gelovigen deelden ook alles met elkaar. 45 Zij verkochten hun huizen en andere eigendommen en het geld gaven zij aan mensen die het nodig hadden. 46 Elke dag kwamen zij in de tempel bijeen en waren één van hart en ziel. Zij aten bij elkaar thuis, blij en onbezorgd. 47 Zij prezen God en het hele volk was hun goedgezind. En God zorgde dat er elke dag weer nieuwe mensen bijkwamen die gered werden. 

Het Boek TM
Copyright © 1979, 1988, 1998, 2007 by Biblica, Inc.
Used with permission. All rights reserved worldwide.

“Biblica”, “International Bible Society” and the Biblica Logo are trademarks registered in the United States Patent and Trademark Office by Biblica, Inc. Used with permission.

Handelingen 2

Český ekumenický překlad

van Česká biblická společnost

— Naplnění Duchem svatým

1  Když nastal den letnic, byli všichni shromážděni na jednom místě. 2  Náhle se strhl hukot z nebe, jako když se žene prudký vichr, a naplnil celý dům, kde byli. 3  A ukázaly se jim jakoby ohnivé jazyky, rozdělily se a na každém z nich spočinul jeden; 4  všichni byli naplněni Duchem svatým a začali ve vytržení mluvit jinými jazyky, jak jim Duch dával promlouvat.  5  V Jeruzalémě byli zbožní židé ze všech národů na světě, 6  a když se ozval ten zvuk, sešlo se jich mnoho a užasli, protože každý z nich je slyšel mluvit svou vlastní řečí. 7  Byli ohromeni a divili se: „Což nejsou všichni, kteří tu mluví, z Galileje? 8  Jak to, že je slyšíme každý ve své rodné řeči: 9  Parthové, Médové a Elamité, obyvatelé Mezopotámie, Judeje a Kappadokie, Pontu a Asie, 10  Frygie a Pamfylie, Egypta a krajů Libye u Kyrény a přistěhovalí Římané, 11  židé i obrácení pohané, Kréťané i Arabové; všichni je slyšíme mluvit v našich jazycích o velikých skutcích Božích!“ 12  Žasli a v rozpacích říkali jeden druhému: „Co to má znamenat?“ 13  Ale jiní říkali s posměškem: „Jsou opilí!“  

— Petrovo kázání

14  Tu vystoupil Petr spolu s jedenácti, pozvedl hlas a oslovil je: „Muži judští a všichni, kdo bydlíte v Jeruzalémě, toto vám chci oznámit, poslouchejte mě pozorně: 15  Tito lidé nejsou, jak se domníváte, opilí – vždyť je teprve devět hodin ráno. 16  Ale děje se, co bylo řečeno ústy proroka Jóele:  17  ‚A stane se v posledních dnech, praví Bůh, sešlu svého Ducha na všechny lidi, synové vaši a vaše dcery budou mluvit v prorockém vytržení, vaši mládenci budou mít vidění a vaši starci budou mít sny.  18  I na své služebníky a na své služebnice v oněch dnech sešlu svého Ducha, a budou prorokovat.  19  A učiním divy nahoře na nebi a znamení dole na zemi: krev a oheň a oblaka dýmu.  20  Slunce se obrátí v temnotu a měsíc se změní v krev, než přijde den Páně, velký a slavný;  21  a každý, kdo vzývá jméno Páně, bude zachráněn.‘  22  Muži izraelští, slyšte tato slova: Ježíše Nazaretského Bůh potvrdil před vašimi zraky mocnými činy, divy a znameními, která mezi vámi skrze něho činil, jak sami víte. 23  Bůh předem rozhodl, aby byl vydán, a vy jste ho rukou bezbožných přibili na kříž a zabili. 24  Ale Bůh ho vzkřísil; vytrhl jej z bolestí smrti, a smrt ho nemohla udržet ve své moci. 25  David o něm praví: ‚Viděl jsem Pána stále před sebou, je mi po pravici, abych nezakolísal;  26  proto se mé srdce zaradovalo a jazyk můj se rozjásal, nadto i tělo mé odpočine v naději,  27  neboť mě nezanecháš v říši smrti a nedopustíš, aby se tvůj Svatý rozpadl v prach.  28  Dal jsi mi poznat cesty života a blízkost tvé tváře mne naplní radostí.‘  29  Bratří, o praotci Davidovi vám mohu směle říci, že zemřel a byl pohřben; jeho hrob tu máme až dodnes. 30  Byl to však prorok a věděl o přísaze, kterou se mu Bůh zavázal, že jeho potomka nastolí na jeho trůn; 31  viděl do budoucnosti a mluvil tedy o vzkříšení Kristově, když řekl, že nezůstane v říši smrti a jeho tělo se nerozpadne v prach. 32  Tohoto Ježíše Bůh vzkřísil a my všichni to můžeme dosvědčit. 33  Byl vyvýšen na pravici Boží a přijal Ducha svatého, kterého Otec slíbil; nyní jej seslal na nás, jak to vidíte a slyšíte. 34  David nevstoupil na nebe, ale sám říká: ‚Řekl Hospodin mému Pánu: Usedni po mé pravici,  35  dokud ti nepoložím nepřátele pod nohy.‘  36  Ať tedy všechen Izrael s jistotou ví, že toho Ježíše, kterého vy jste ukřižovali, učinil Bůh Pánem a Mesiášem.“  

— Vznik církve

37  Když to slyšeli, byli zasaženi v srdci a řekli Petrovi i ostatním apoštolům: „Co máme dělat, bratří?“ 38  Petr jim odpověděl: „Obraťte se a každý z vás ať přijme křest ve jménu Ježíše Krista na odpuštění svých hříchů, a dostanete dar Ducha svatého. 39  Neboť to zaslíbení platí vám a vašim dětem i všem daleko široko, které si povolá Pán, náš Bůh.“ 40  A ještě mnoha jinými slovy je Petr zapřísahal a napomínal: „Zachraňte se z tohoto zvráceného pokolení!“  41  Ti, kteří přijali jeho slovo, byli pokřtěni a přidalo se k nim toho dne na tři tisíce lidí. 42  Vytrvale poslouchali učení apoštolů, byli spolu, lámali chléb a modlili se. 43  Všech se zmocnila bázeň, neboť skrze apoštoly se stalo mnoho zázraků a znamení. 44  Všichni, kteří uvěřili, byli pospolu a měli všechno společné. 45  Prodávali svůj majetek a rozdělovali všem podle toho, jak kdo potřeboval. 46  Každého dne pobývali svorně v chrámu, po domech lámali chléb a dělili se o jídlo s radostí a s upřímným srdcem. 47  Chválili Boha a byli všemu lidu milí. A Pán denně přidával k jejich společenství ty, které povolával ke spáse.  

© 2001 Česká biblická společnost