1Kinderen, ik zeg dit om u van de zonde af te houden. Maar als iemand zondigt, hebben wij een rechtvaardige advocaat die ons verdedigt bij de Vader: Jezus Christus.2Hij nam de straf voor onze zonden op Zich en verzoende ons zo met God. Hij is het offer voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de hele wereld.3Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat wij bij Hem horen? Als we doen wat Hij zegt!4Als iemand zegt dat hij Hem kent, maar niet doet wat Hij zegt, is hij een leugenaar. Zo iemand doet de waarheid geweld aan.5Maar wie doet wat God van hem vraagt, is vol van zijn liefde. Daaraan is te zien of u christen bent of niet.6Ieder die zegt één te zijn met Hem, moet leven zoals Jezus leefde.7Beste vrienden, ik schrijf u geen nieuw maar een oud gebod, u kent het al vanaf het begin.8Toch is het steeds weer nieuw en het betreft zowel Christus als u. Als wij dit gebod gehoorzamen door elkaar lief te hebben, verdwijnt de duisternis uit ons leven en komt het ware licht binnen.9Wie beweert in dat licht te leven, maar een hekel aan zijn broeder heeft, leeft nog steeds in het donker.10Maar wie van zijn broeder houdt, leeft in het licht en gaat zijn weg zonder te struikelen.11Wie een hekel aan zijn broeder heeft, leeft in het donker en weet niet waar hij loopt. Omdat het donker is, kan hij niets zien.12Ik schrijf u dit allemaal, vrienden, omdat uw zonden vergeven zijn door wat Christus voor u heeft gedaan.13Ik schrijf dit allemaal, vaders, omdat u Christus kent, die er vanaf het begin geweest is. Ik schrijf dit allemaal, jongelui, omdat u het van de duivel hebt gewonnen.14Dus, kinderen, u kent de Vader. En vaders, u kent Christus, die er vanaf het begin geweest is. En, jongelui, u bent sterk, houd vast aan wat God heeft gezegd, u hebt het van de duivel gewonnen.15Houd niet van de zondige wereld en van wat die te bieden heeft, want als u van de wereld houdt, blijkt daaruit dat u de liefde van de Vader hebt afgewezen.16Alles wat van de wereld is—de zondige begeerten, de hebzucht en de hoogmoed, die door macht en bezit ontstaat—is er niet door de Vader, maar door de wereld.17Aan de wereld en haar zondige begeerten komt een einde, maar wie doet wat God wil, zal eeuwig blijven leven.18Vrienden, de wereld loopt op haar einde. U hebt gehoord dat de antichrist zal komen. Maar ik wil u erop wijzen dat er al heel wat vijanden van Christus rondlopen. Daaruit blijkt duidelijk dat het laatste uur voor de wereld geslagen heeft.19Die vijanden van Christus hebben vroeger bij ons gehoord, maar niet echt. Anders zouden ze bij ons zijn gebleven. Door ons de rug toe te keren, hebben zij laten zien dat ze niet allemaal bij ons hoorden.20U bent heel anders, want de Heilige Geest is in u komen wonen en daardoor kent u de waarheid.21Ik schrijf u dus niet omdat u de waarheid niet zou kennen, maar omdat u de waarheid van de leugen moet kunnen onderscheiden.22En wie is de leugenaar? Dat is degene die zegt dat Jezus niet de Christus is. Zo iemand is een vijand van Christus, een antichrist, omdat hij niet gelooft in God de Vader en in zijn Zoon Jezus Christus.23Want wie niet in de Zoon gelooft, kent ook de Vader niet. Maar wie in de Zoon gelooft, kent ook de Vader.24Blijf trouw aan wat u in het begin gehoord hebt. Als u dat doet, zult u altijd één zijn met de Zoon en de Vader.25Christus, de Zoon, heeft ons het eeuwige leven beloofd.26Ik vond het mijn plicht u te waarschuwen voor de mensen die proberen u op een dwaalspoor te brengen.27Maar u hebt de Heilige Geest ontvangen en Hij woont in u. Daarom hoeft niemand anders u te leren wat God wil, want Hij Zelf is uw Leraar. Wat Hij zegt, is de waarheid en geen leugen. Doe daarom wat de Heilige Geest u geleerd heeft en blijf één met Christus.28Nogmaals, vrienden, blijf één met de Here. Dan zullen wij Hem kunnen ontmoeten en ons niet voor Hem hoeven te schamen.29Omdat wij weten dat God goed en rechtvaardig is, mogen wij terecht aannemen dat alle mensen die doen wat goed en rechtvaardig is, kinderen van God zijn.
1 Johannes 2
Český ekumenický překlad
van Česká biblická společnost1 Toto vám píšu, děti moje, abyste nehřešili. Avšak zhřeší-li kdo, máme u Otce přímluvce, Ježíše Krista spravedlivého.2 On je smírnou obětí za naše hříchy, a nejenom za naše, ale za hříchy celého světa.3 Podle toho víme, že jsme ho poznali, jestliže zachováváme jeho přikázání.4 Kdo říká: ‚Poznal jsem ho,‘ a jeho přikázání nezachovává, je lhář a není v něm pravdy.5 Kdo však zachovává jeho slovo, vpravdě v něm láska Boží dosáhla svého cíle. Podle toho poznáváme, že v něm jsme.6 Kdo říká, že v něm zůstává, musí žít tak, jak žil on. 7 Nepíšu vám, moji milí, nové přikázání, ale přikázání staré, které jste měli od počátku; staré přikázání je to slovo, které jste slyšeli.8 A přece vám píšu přikázání nové – vždyť se stalo skutečností v něm i ve vás, že tma ustupuje a pravé světlo již svítí.9 Kdo říká, že je v světle, a přitom nenávidí svého bratra, je dosud ve tmě.10 Kdo miluje svého bratra, zůstává ve světle a není nikomu kamenem úrazu.11 Kdo nenávidí svého bratra, je ve tmě a ve tmě chodí; neví, kam jde, neboť tma mu oslepila oči.
— Oddělenost od světa
12 Píšu vám, děti, že jsou vám odpuštěny hříchy pro jeho jméno.13 Píšu vám, otcové, že jste poznali toho, který je od počátku. Píšu vám, mládenci, že jste zvítězili nad Zlým. 14 Napsal jsem vám, děti, že jste poznali Otce. Napsal jsem vám, otcové, že jste poznali toho, který jest od počátku. Napsal jsem vám, mládenci, že jste silní a slovo Boží ve vás zůstává, a tak jste zvítězili nad Zlým. 15 Nemilujte svět ani to, co je ve světě. Miluje-li kdo svět, láska Otcova v něm není.16 Neboť všechno, co je ve světě, po čem dychtí člověk a co chtějí jeho oči a na čem si v životě zakládá, není z Otce, ale ze světa.17 A svět pomíjí i jeho chtivost; kdo však činí vůli Boží, zůstává na věky.
— Varování před bludaři
18 Dítky, nastala poslední hodina; a jak jste slyšeli, že přijde antikrist, tak se nyní vyskytlo mnoho antikristů; podle toho víme, že nastala poslední hodina.19 Vyšli z nás, ale nebyli z nás. Kdyby byli z nás, byli by s námi zůstali. Ale nezůstali s námi, aby vyšlo najevo, že nepatří všichni k nám, kdo jsou s námi.20 Vy však máte zasvěcení od Svatého a znáte všechno.21 Nepsal jsem vám proto, že neznáte pravdu, ale protože ji znáte a víte, že žádná lež není z pravdy. 22 Kdo je lhář, ne-li ten, kdo popírá, že Ježíš je Kristus? To je ten antikrist, který popírá Otce i Syna.23 Kdo popírá Syna, nemá ani Otce. Kdo vyznává Syna, má i Otce.24 Ať ve vás tedy zůstává to, co jste slyšeli od počátku. Zůstane-li ve vás, co jste slyšeli od počátku, zůstanete i vy v Synu i Otci.25 A to je zaslíbení, které on nám dal: život věčný. 26 Toto jsem vám napsal o těch, kteří vás matou.27 Ale zasvěcení, které jste vy od něho přijali, zůstává ve vás, takže nepotřebujete, aby vás někdo učil; jeho zasvěcení vás učí všemu, a je pravé a není to žádná lež; jak vás vyučil, tak zůstávejte v něm.
— Děti Boží a děti ďáblovy
28 Nyní tedy, děti, zůstávejte v něm, abychom se nemuseli bát, až se ukáže, a nebyli jím zahanbeni při jeho příchodu.29 Víte-li, že on je spravedlivý, pochopte, že také každý, kdo činí spravedlnost, je z něho zrozen.