van Biblica1Deze psalm is een gebed van Mozes, de vriend van God. Here, van generatie op generatie hebben wij onze hulp en kracht bij U gezocht.2Al voordat U de bergen schiep, was U God. Voordat U de aarde schiep, was U God. Vanuit de eeuwigheid van oudsher tot in de eeuwigheid in de verre toekomst, bent U God.3U laat de mens sterven en vergaan tot stof. U zegt: ‘Word weer stof, mensenkinderen.’4Duizend jaar betekenen niets voor U, zij zijn voor U als wat een dag is voor ons, voor U zijn ze in een oogwenk voorbij.5Jaren gaan aan U voorbij als een kort moment van insluimeren bij het ontwaken ʼs morgens, als gras dat snel groeit.6ʼs Morgens groeit en bloeit het nog en ʼs avonds verdort het alweer.7Precies zo vergaat het ons als uw toorn over ons komt. Deze vernietigt ons.8U ziet onze zonden scherp voor U. Onze meest verborgen zonden komen bij U aan het licht.9Zo eindigt ons leven onder uw boosheid. De jaren van ons leven gaan als een zucht voorbij.10Onze gemiddelde leeftijd is zeventig jaar. Alleen de zeer sterke mensen worden tachtig jaar. Alles waarop wij trots waren, blijkt toch alleen maar moeite en verdriet met zich mee te brengen. Het leven vliegt voorbij en voor we het weten zijn we gestorven.11Wie kent de kracht van uw toorn en de omvang van uw ergernis?12O God, leer ons zo te leven dat wij ons uiteindelijk de wijsheid eigen maken.13Kom toch terug, HERE! Hoelang moet het nog duren? Heb toch medelijden met uw dienaren.14Laat ons ʼs morgens vroeg al uw goedheid en liefde mogen ervaren, dan zullen wij juichen en elke dag met blijdschap beleven.15Geef ons blijdschap naar de mate waarin wij moeite en verdriet hebben gekend. Zovele jaren waren vol zorg en verdrukking.16Laat uw dienaren uw werken zien, ik bid dat hun kinderen uw majesteit mogen aanschouwen.17HERE, onze God, stort uw liefdevolle vriendelijkheid over ons uit. Zegen het werk dat wij doen. Ja, wij bidden U om uw zegen over alles wat wij ondernemen.
1¡Oh Adonay, Tú has sido nuestra morada De generación en generación!2Antes que los montes fueran engendrados, Y dieras a luz la tierra y el mundo, Desde la eternidad y hasta la eternidad, Tú eres ’El.3Haces que el hombre vuelva al polvo, Y dices: Volveos, hijos de Adam.4Porque mil años delante de tus ojos Son como el día de ayer, que pasó, Y como una de las vigilias de la noche.5Los arrastras como una inundación, Son como un sueño al amanecer, Como la hierba que crece:6A la mañana reverdece y florece, A la tarde se marchita y se seca.7¡Cómo somos consumidos por tu ira Y turbados por tu indignación!8Pusiste nuestras iniquidades ante ti, Nuestras cosas ocultas a la luz de tu rostro,9Ciertamente todos nuestros días declinan a causa de tu ira; Consumimos nuestros años como un suspiro.10Los días de nuestros años son setenta años, Y en los robustos, ochenta años, Pero todo su orgullo no es más que afán y vanidad, Porque pronto pasan… y volamos.11¿Quién conoce el poder de tu ira y de tu indignación conforme al temor que se te debe?12Enséñanos a contar nuestros días de tal modo, Que traigamos al corazón sabiduría.13¡Vuélvete, YHVH! ¿Hasta cuándo? ¡Ten compasión de tus siervos!14¡Sácianos presto de tu misericordia, Y cantaremos y nos alegraremos todos nuestros días!15Alégranos conforme a los días que nos afligiste, Y los años en que hemos visto males.16Manifiesta en tus siervos tu obra, Y sobre sus hijos tu gloria,17Y la hermosura de Adonay nuestro Dios sea sobre nosotros; Y confirma sobre nosotros la obra de nuestras manos; ¡Sí, la obra de nuestras manos confirma!