Salmo 53

La Biblia Textual

de Sociedad Bíblica Iberoamericana
1 Dice el necio en su corazón: No hay Dios. Se han corrompido, e hicieron abominable maldad, No hay quien haga el bien.2 ’Elohim observa desde los cielos a los hijos del hombre, Para ver si hay quien entienda, Si hay quien busque a ’Elohim.3 Todos ellos se apartaron, A una se hicieron inútiles, No hay quien haga lo bueno, No hay ni siquiera uno.4 ¿Acaso los que hacen iniquidad no saben que devoran a mi pueblo como si comieran pan, Y que a ’Elohim no invocan?5 Allí, donde no había nada que temer, se sobresaltaron de terror, Porque ’Elohim esparció los huesos del que puso asedio contra ti, Los avergonzaste, porque ’Elohim los desechó.6 ¡Quién hiciera venir desde Sión la salvación a Israel! Cuando ’Elohim haga volver del cautiverio a su pueblo, ¡Regocíjese Jacob y alégrese Israel!

Salmo 53

Het Boek

de Biblica
1 Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Op de wijs van ‘De rietpijp.’2 Dwaze mensen denken dat God niet bestaat. Ze doen vreselijk onrechtvaardige dingen. Zelfs niet één ervan doet wat goed is.3 God kijkt vanuit de hemel naar alle mensen. Hij zoekt of er misschien één bij is die verstandig is, wellicht één die God zoekt.4 Maar allemaal hebben zij zich van Hem afgekeerd. Allemaal hebben zij Hem verlaten, niemand van hen doet goed, nog niet één.5 Weten zij dan helemaal niets, al die zondaars? Zij eten mijn volk op alsof het brood is. Zij piekeren er niet over God aan te roepen.6 Zij schrikken terwijl er niets te schrikken is. God strooit de beenderen van uw vijanden uit, u laat hen beschaamd staan. God heeft hen al verworpen.7 Wij zien uit naar de redding van Israël, die vanuit Jeruzalem zal komen. Wanneer God zijn volk redding biedt, zal Jakob jubelen en Israël vol vreugde zijn.