Salmo 50

La Biblia Textual

de Sociedad Bíblica Iberoamericana
1 ’El, ’Elohim, YHVH: Ha hablado y convocado a la tierra desde el levante hasta el poniente.2 Desde Sión, perfección de hermosura, ’Elohim resplandeció.3 Nuestro Dios viene, y no en silencio; Un fuego devorador lo precede, Y en derredor suyo ruge una gran tempestad.4 Desde arriba convoca a los cielos y a la tierra, Para juzgar a su pueblo:5 ¡Juntadme a mis santos! Que sellaron pacto conmigo por medio del sacrificio.6 Los cielos proclamarán su justicia, porque ’Elohim es el Juez. Selah7 Oye, pueblo mío, y hablaré, Testificaré contra ti, Israel. Yo soy ’Elohim, el Dios tuyo.8 No te reprendo por tus sacrificios, Ni por tus holocaustos, que están siempre delante de mí.9 No aceptaré becerros de tu casa, Ni machos cabríos de tus apriscos.10 Porque mía es toda bestia del bosque, Y los ganados sobre mil colinas.11 Conozco toda ave de los montes, Y todo lo que se mueve en el campo me pertenece.12 Si tuviera hambre, no te lo diría a ti, Porque mía es la tierra y su plenitud.13 ¿Como Yo acaso carne de bueyes, o bebo sangre de machos cabríos?14 ¡Sacrifica a ’Elohim ofrenda de alabanza! ¡Cumple a ’Elyón tus votos!15 Invócame entonces en el día de angustia, Yo te libraré, y tú me honrarás.16 Pero al malo dijo Dios: ¿Quién eres tú para recitar mis preceptos, y tomar mi pacto en tu boca?17 Tú, que aborreces la corrección, y das la espalda a mis palabras.18 Que si ves a un ladrón, corres en su compañía, Y con los adúlteros es tu parte.19 Entregaste tu boca al mal, Y tu lengua trama el engaño.20 Te sientas, y hablas contra tu hermano, Y difamas al hijo de tu propia madre.21 Estas cosas has hecho, ¿Y guardaré silencio? ¿Pensaste que Yo soy igual a ti? Te reprenderé y expondré tus pecados ante tus propios ojos.22 Entended bien esto, los que de ’Eloah os olvidáis, No sea que os destroce y no haya quien os salve.23 El que sacrifica acciones de gracias, ése me honrará, Y al que ordena rectamente su camino, Le mostraré la salvación de Dios.

Salmo 50

Het Boek

de Biblica
1 Een psalm van Asaf. De HERE, de enig ware God, neemt het woord en roept naar de hele aarde, van oost tot west.2 God komt met een ongelooflijke, prachtige glans vanuit Jeruzalem naar ons toe.3 God is in aantocht en zal niet zwijgen, omdat Hij móet spreken. Een laaiend vuur gaat voor Hem uit en om Hem heen davert een storm.4 God roept tot in de hemelen en naar de aarde om zijn volk te onderwijzen.5 Laten mijn volgelingen bijeenkomen, zij die mijn verbond erkennen en Mij hun offers brengen.6 De hemel zelf laat horen wat recht en gerechtigheid is, want God is de enige rechter.7 ‘Luister, mijn volk! Israël, Ik zal nu spreken en tegen u getuigen. Ik ben God, uw God.8 Ik wijs u niet terecht omdat u verzuimd zou hebben Mij offers te brengen. Want Ik heb al uw brandoffers gezien.9 Uit uw stallen neem ik geen stieren aan en ook geen bokken.10 Alle dieren in het bos zijn al van Mij, het vee dat op de berghellingen graast en al de rijkdom aan rundvee.11 Alle vogels die op de bergen nestelen, ken Ik en wat door het veld loopt, is al van Mij.12 Wanneer Ik honger heb, zal Ik u niet te hulp roepen, want alles op de hele wereld is van Mij.13 Eet Ik soms het vlees van geofferde stieren? Drink Ik soms bloed van geofferde bokken?14 Breng lof en eer aan God: dat is pas een echt offer! Kom uw beloften na die u aan de Allerhoogste hebt gedaan.15 Roep Mij te hulp in moeilijke tijden, dan zal Ik u redden en u zult Mij loven en prijzen.’16 Maar tegen de ongelovige zegt God: ‘Waarom bemoeit u zich met mijn wetten? Waarom spreekt u over mijn verbond?17 U bent immers alleen maar ongehoorzaam en laat mijn woord links liggen.18 U speelt onder één hoedje met de dieven, overspel is u niet vreemd.19 In uw drift slaat u de vreselijkste taal uit en met uw mond bedriegt u.20 U keert zich zelfs tegen uw eigen broer, u roddelt over uw moeders andere zoon.21 Terwijl u dit deed, zweeg Ik in alle talen. Nu verbeeldt u zich dat Ik met u ben en net zo denk als u.22 Ongelovige, die God vergeet, laat dit alles goed tot u doordringen, want anders zal Ik u vernietigen en kan niemand u meer redden.23 Wie Mij eert, brengt het ware offer. Aan wie die weg gaat zal Ik laten zien wat mijn heil inhoudt.’