Salmo 44

La Biblia Textual

de Sociedad Bíblica Iberoamericana
1 Oh ’Elohim, hemos oído con nuestros oídos, Nuestros padres nos lo han dicho: Una obra portentosa hiciste en sus días, En los días de la antigüedad.2 Para plantarlos, expulsaste con tu mano a las naciones, Abatiste a los pueblos, para hacerlos arraigar.3 Aunque no por su espada heredaron la tierra, ni su brazo les dio la victoria, Sino tu diestra, tu brazo, y la luz de tu rostro, Porque te complacías en ellos.4 Tú eres mi rey y mi Dios. ¡Ordena la salvación de Jacob!5 Contigo derribaremos a nuestros enemigos, En tu Nombre hollaremos a nuestros adversarios.6 No confiaré en mi arco, Ni mi espada me hará vencedor,7 Porque eres Tú el que nos libras de nuestros opresores, Y el que avergüenzas a los que nos aborrecen.8 En ’Elohim nos gloriaremos todo el día, Y alabaremos tu Nombre para siempre. Selah9 Pero ahora nos has desechado y confundido; No sales ya con nuestros ejércitos.10 Nos haces retroceder ante el adversario, Y los que nos aborrecen nos saquean.11 Nos entregaste como ovejas al matadero, Y nos has esparcido entre las naciones.12 Has vendido a tu pueblo de balde, Sin exigir ningún precio por ellos.13 Nos convertiste en el oprobio de nuestros vecinos; En escarnio y burla de cuantos nos rodean.14 Nos pusiste como refrán entre las naciones; Como objeto de burla en medio de los pueblos.15 Cada día mi vergüenza está delante de mí, Y la confusión ha cubierto mi rostro,16 Por el grito del que me vitupera y me deshonra; Por causa del enemigo y del vengativo.17 Todo esto nos ha sobrevenido, pero no nos hemos olvidado de ti, ni hemos sido infieles a tu pacto.18 Nuestro corazón no se ha vuelto atrás, Ni nuestros pasos se han desviado de tu senda,19 Aun así, nos has quebrantado en sitio de chacales, Y nos has cubierto con la sombra de la muerte.20 Si nos hubiéramos olvidado del nombre de nuestro Dios, O alzado nuestras palmas a dioses extraños,21 ¿Acaso ’Elohim no demandaría esto? Porque Él conoce los secretos del corazón.22 Pero por causa de ti somos muertos cada día, Somos contados como ovejas para el degüello.23 ¡Despierta Adonay! ¿Por qué duermes? Desvélate, no nos abandones para siempre.24 ¿Por qué escondes tu rostro, y te olvidas de la aflicción, Y de la opresión nuestra?25 Porque nuestra alma está agobiada hasta el polvo, Y nuestro cuerpo postrado en la tierra.26 ¡Levántate, oh Ayuda nuestra, Y redímenos por tu misericordia!

Salmo 44

Het Boek

de Biblica
1 Een leerzaam gezang van de Korachieten voor de koordirigent.2 God, onze ouders hebben ons steeds weer verteld hoe U in de geschiedenis met ons volk hebt gehandeld. Wij hebben het zelf gehoord.3 Eigenhandig hebt U de volken weggejaagd en onze voorouders in het land gezet. U hebt andere volken verdrukt en onze voorouders sterker laten worden.4 Zij hebben echt niet zelf het land veroverd, noch hun zwaard, noch hun lichamelijke kracht heeft hen bevrijd. Uw kracht en uw zorg hebben dat gedaan, omdat U hen liefhad.5 God, U bent mijn Koning, zorgt U toch voor de verlossing van uw volk!6 In uw kracht vellen wij onze tegenstanders en in uw naam lopen wij hen die tegen ons in opstand komen onder de voet.7 Ik vertrouw niet op mijn boog en verwacht geen verlossing van mijn zwaard.8 U hebt ons bevrijd van onze vijanden, hen die ons haten hebt U voor schut gezet.9 Wij beroemen ons voortdurend op onze God, uw naam zullen wij altijd prijzen.10 Toch hebt U ons weggestuurd en vernederd, U bent niet meegegaan met onze legers toen die optrokken.11 U zorgde ervoor dat wij voor onze vijanden moesten wijken, zij konden alles bij ons plunderen.12 U hebt ons overgeleverd als vee dat wordt geslacht. Wij zijn onder andere volken verdeeld geraakt.13 U hebt uw volk voor een spotprijs van de hand gedaan, van dat geld bent U niet rijk geworden.14 Onze buren roddelen over ons, U hebt ons bespottelijk gemaakt voor hen die rondom ons wonen.15 Onze schande is spreekwoordelijk geworden bij andere volken, ze schudden het hoofd om ons.16 Dag in, dag uit denk ik aan mijn schande, ik durf mij niet meer te vertonen17 vanwege de woorden van de roddelaars en de blikken van mijn vijanden en hen die op wraak uit zijn.18 Ondanks dit alles hebben wij U niet vergeten. Ook hebben wij het verbond met U nooit ontkend.19 Ons hart bleef op U gericht, wij bleven op het rechte pad.20 Desondanks hebt U ons op gevaarlijke plaatsen gebracht en tastten wij soms geheel in het duister.21 Als wij uw naam hadden vergeten en vreemde goden vereerd zouden hebben,22 zou God dat immers altijd merken? Hij kent immers elke uithoek van het menselijk hart?23 Werkelijk, ter wille van U zijn wij voortdurend in levensgevaar, wij worden beschouwd als schapen op weg naar het slachthuis.24 Word wakker! Waarom slaapt U, Here? Word toch wakker! Laat ons toch niet meer in de steek.25 Waarom keert U ons de rug toe? Waarom trekt U Zich onze ellende en moeiten niet aan?26 Wij stellen zelf niets meer voor en liggen hulpeloos op de grond.27 Sta op, Here, en help ons, bevrijd ons ter wille van uw goedheid en liefde.