Al director del coro, para Jedutún. Salmo de David.
1Dije: Guardaré mis caminos para no pecar con mi lengua, Llevaré mordaza en mi boca mientras el inicuo esté delante de mí.2Enmudecí con profundo silencio, Me callé, aun acerca de lo bueno, y se agravó mi dolor.3Mi corazón se enardeció dentro de mí, El fuego se avivó con mi meditación; Entonces hablé así con mi lengua:4Oh YHVH, hazme saber mi final, Cuál sea la medida de mis días, Para que yo mismo sepa cuán efímero soy.5He aquí, como a palmos me has dado mis días, Y mi edad es como nada ante ti. Ciertamente es completa vanidad todo hombre que vive. Selah6Solamente en una semejanza de realidad anda el hombre en derredor, Solamente para correr tras el viento se afana, Pues atesora, pero no sabe quién lo recogerá.7Y ahora Adonay, ¿qué más espero? Mi esperanza está en ti.8Líbrame de todas mis trasgresiones, No me pongas por escarnio del insensato.9Enmudecí, no abrí mi boca, Porque Tú lo dispusiste.10Quita de sobre mí tu azote, Porque por el golpe de tu mano estoy siendo consumido.11Con castigos corriges al hombre por su iniquidad, Como la polilla consumes su hermosura. Ciertamente todo hombre es vanidad. Selah12Escucha mi oración, oh YHVH, Y presta oído a mi clamor; No guardes silencio ante mis lágrimas, Porque he llegado a ser un extraño para ti, Un forastero, como todos mis padres.13Aparta de mí tu ira, para que tome aliento, Antes que me vaya, y no exista más.
Salmo 39
Het Boek
de Biblica1Een psalm van David voor de koordirigent. Voor Jedutun.2Ik was van plan zorgvuldig te leven en ook in mijn spreken niet te zondigen. Ik wilde mijzelf in bedwang houden, zolang ongelovigen op mij letten.3Ik zweeg en sprak geen woord, ik hield mijn mond en zei zelfs geen goede dingen. Mijn zorgen en problemen werden alleen maar groter.4Het verteerde mij vanbinnen. Als ik zuchtte, laaide alles weer op. Toen sprak ik wel.5HERE, laat mij toch zien hoe het met mij afloopt, hoelang ik nog te leven heb. Toon mij maar dat ik eigenlijk niets voorstel.6Want voor U is mijn leven niet langer dan enkele decimeters. Mijn leven stelt in uw ogen niets voor. Ieder mens is maar een ademtocht.7Een mens gaat voorbij als een schaduw, als een zuchtje wind vliegt zijn leven weg. Mensen verzamelen van alles, maar beseffen niet dat anderen het na hun dood zullen nemen.8Maar wat heb ik te verwachten, Here? Ik vertrouw geheel op U.9Vergeef mij al mijn zonden, laten de dwazen niet over mij spotten.10Ik kan niet spreken, ik zeg niets. Want U hebt alles voor mij gedaan.11Neem al dit lijden van mij af, ik zal sterven als U Zich tegen mij verzet.12Als U iemand straft voor zijn zonden, vergaat alles wat hem tot aanzien bracht, net zoals een mot een kledingstuk vernielt. Een mens is immers niets meer dan een ademtocht.13HERE, luister toch naar mijn bidden en hoor mijn smeken om hulp. Blijf niet zwijgen als ik moet huilen, want dan voel ik mij een vreemde bij U, Ver van U zoals mijn voorouders.14Neem uw straf van mij af, zodat ik weer blij door het leven kan gaan, voor ik sterf en niet meer zal bestaan.