Proverbios 23

La Biblia Textual

de Sociedad Bíblica Iberoamericana
1 Cuando te sientes a comer con un señor, Considera bien al que está ante ti,2 Y pon cuchillo a tu garganta, Si eres dado a la gula.3 No codicies sus manjares delicados, Porque es pan engañoso.4 No te afanes por hacer riquezas, Sé prudente, y desiste,5 Pues le echas una mirada, y ya no están, Han echado alas como un águila que vuela a los cielos.6 No te sientes a comer con el avaro, Ni codicies sus manjares,7 Porque según piensa en su alma, así es; Come y bebe, te dirá, Pero su corazón no está contigo;8 Vomitarás el bocado que comiste, Y habrás malgastado tus cumplidos.9 No hables a oídos insensatos, Porque despreciarán tus sensatas razones.10 No remuevas el lindero antiguo, Ni te metas en el campo de los huérfanos,11 Porque su Redentor es fuerte, Y defenderá la causa de ellos ante ti.12 Aplica tu corazón a la enseñanza, Y tus oídos a las palabras sabias.13 No escatimes corregir al muchacho, Si lo castigas con vara, no morirá.14 Lo castigarás con vara, Y librarás su alma del Seol.15 Hijo mío, si tu corazón llega a ser sabio, También a mí se me alegrará el corazón,16 También se alegrarán mis riñones, Cuando tus labios hablen cosas rectas.17 No tengas envidia de los pecadores, Antes, persevera en el temor de YHVH en todo tiempo,18 Porque ciertamente hay un porvenir, Y tu esperanza no será frustrada.19 Oye tú, hijo mío, y sé sabio, Y dirige tu corazón por el buen camino.20 No te juntes con los bebedores de vino, Ni con los comilones de carne,21 Porque el ebrio y el glotón se empobrecen, Y el dormitar hace vestir harapos.22 Escucha al padre que te engendró, Y no desprecies a tu madre cuando sea anciana.23 Compra la verdad y no la vendas, También sensatez, educación y prudencia.24 El padre del justo se alegrará en gran manera, El que engendra un hijo sabio se gozará con él.25 ¡Alégrense tu padre y tu madre, Y regocíjese la que te concibió!26 Dame, hijo mío, tu corazón, Y observen tus ojos mis caminos,27 Porque hoyo profundo es la ramera, Y abismo profundo la mujer ajena.28 También ella, como salteador, acecha, Y provoca traiciones entre los hombres.29 ¿De quién son los ayes? ¿De quién las tristezas? ¿De quién las contiendas? ¿De quién el quejido? ¿De quién las heridas sin causa? ¿De quién los ojos enrojecidos?30 De quien se alarga en el vino, De los que van catando licores mezclados.31 No mires al vino cuando rojea, Y lanza destellos en la copa, Porque fluye suavemente,32 Pero al fin, muerde como una serpiente; Pica como una víbora.33 Tus ojos desearán la mujer ajena, Y tu corazón hablará cosas perversas,34 Y serás como el que está acostado en alta mar, Como el que duerme en el cabo de un mástil,35 Y dirás: Me han golpeado y no me ha dolido, Me han sacudido y no lo he sentido, En cuanto despierte, volveré a pedir más.

Proverbios 23

Het Boek

de Biblica
1 Wanneer u bij een hooggeplaatste aan tafel zit, let dan op wat u wordt voorgezet.2 Beheers u als u een liefhebber van lekker eten bent,3 laat u niet het hoofd op hol brengen door dat heerlijke eten, want weelde is maar al te verlokkelijk.4 Doe geen moeite rijk te worden, u kunt uw gaven beter voor iets anders gebruiken.5 Staar u niet blind op rijkdom, die in feite niets voorstelt. Rijkdom is ook maar vergankelijk. Zoals een vogel opvliegt, kan het weer verdwijnen.6 Eet niet bij een vrekkig en jaloers mens, staar u niet blind op al zijn heerlijke eten.7 Hij houdt zijn gedachten voor zichzelf en al nodigt hij u vriendelijk uit, in zijn hart meent hij dat niet.8 U zou er spijt van krijgen dat u daar gegeten hebt en uw vriendelijke woorden zouden zijn verspild.9 Praat niet tegen een dwaas, want hij heeft geen enkele waardering voor de wijsheid van uw woorden.10 Houd u aan de morele grenzen die al van oudsher gelden en blijf van de bezittingen van wezen af.11 Want God, hun Verlosser, is sterk, Hij zal hen tegen u in bescherming nemen.12 Open uw hart voor wijze lessen en spits uw oren als er verstandig wordt gesproken.13 Aarzel niet een jongen te straffen, van een pak slaag gaat hij echt niet dood.14 Door hem af en toe te straffen kunt u hem voor de ondergang behoeden.15 Mijn zoon! Reken maar dat ik blij ben als ik zie dat je je verstandig gedraagt.16 Als ik je oprechte dingen hoor zeggen, zindert de blijdschap door mij heen.17 Wind je niet op over zondaars, leef voortdurend in eerbiedig ontzag voor de HERE.18 Want je kunt er zeker van zijn dat je een beloning wacht, je komt niet bedrogen uit als je op God vertrouwt.19 Luister goed, mijn jongen! Wees verstandig en richt je volledig op Gods wil voor je leven.20 Houd je afzijdig van drinkebroers en veelvraten,21 want dat soort mensen staat armoede te wachten, hun roes brengt hen tot de bedelstaf.22 Luister naar je vader die je heeft verwekt, en kijk niet op je moeder neer, wanneer zij oud geworden is.23 Maak je de waarheid eigen tot elke prijs en houd haar, koste wat het kost, vast. Hetzelfde geldt voor wijsheid, onderwijzing en verstand.24 Een rechtvaardige zoon doet zijn vader enorm veel plezier. Wie een wijze zoon krijgt, mag blij en dankbaar zijn.25 Maak je vader blij en ook je moeder die jou ter wereld bracht.26 Mijn zoon, stel je hart voor mij open en let goed op hoe ik leef.27 Want een hoer is een diepe, verraderlijke gracht, en een vrouw die niet van jou is, is een smalle put waaruit geen ontsnapping mogelijk is.28 Als een rover loert zij rond en zij is de oorzaak dat velen God ontrouw worden.29 Wie klagen steen en been? Wie maken doorlopend ruzie en raken zonder reden verwond? Wie bekijken de wereld door roodomrande ogen?30 Dat zijn de mensen die zich tot in de kleine uurtjes te buiten gaan aan wijn en sterkedrank.31 Verlang niet naar de wijn, die rood fonkelt en heerlijk geurt in de beker, die drinkt wel heel gemakkelijk,32 maar bijt uiteindelijk als een slang en spuwt gif als een adder.33 Dan ga je kijken naar dingen die niet van jou zijn, en je mond zal vuile taal spuien.34 Je voelt je dan alsof je op een schip bent en alles draait om je heen.35 Je zult zeggen: ‘Ze hebben me geslagen en op me losgebeukt zonder dat ik iets merkte. Wanneer word ik weer wakker? Ik ben hard toe aan een slokje wijn.’