Psalm 30 | Nueva Versión Internacional Het Boek

Psalm 30 | Nueva Versión Internacional
1 Te exaltaré, Señor, porque me levantaste, porque no dejaste que mis enemigos se burlaran de mí. 2 Señor mi Dios, te pedí ayuda y me sanaste. 3 Tú, Señor, me sacaste del sepulcro; me hiciste revivir de entre los muertos. 4 Canten al Señor, ustedes sus fieles; alaben su santo nombre. 5 Porque sólo un instante dura su enojo, pero toda una vida su bondad. Si por la noche hay llanto, por la mañana habrá gritos de alegría. 6 Cuando me sentí seguro, exclamé: «Jamás seré conmovido.» 7 Tú, Señor, en tu buena voluntad, me afirmaste en elevado baluarte; pero escondiste tu rostro, y yo quedé confundido. 8 A ti clamo, Señor soberano; a ti me vuelvo suplicante. 9 ¿Qué ganas tú con que yo muera,* con que descienda yo al sepulcro? ¿Acaso el polvo te alabará o proclamará tu verdad? 10 Oye, Señor; compadécete de mí. ¡Sé tú, Señor, mi ayuda! 11 Convertiste mi lamento en danza; me quitaste la ropa de luto y me vestiste de fiesta, 12 para que te cante y te glorifique, y no me quede callado. ¡Señor mi Dios, siempre te daré gracias!

La Santa Biblia, Nueva Versión Internacional® NVI® Copyright © 1999 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.

Het Boek
1 Een psalm van David. Een speciaal lied voor de inwijding van de tempel. 2 Ik geef U alle eer en lof, HERE, want U hebt mij uit de put gehaald. U zorgde ervoor dat mijn vijanden geen leedvermaak over mij konden hebben. 3 Naar U heb ik geroepen om hulp, HERE, mijn God, en U hebt mij genezen. 4 U gaf mij het leven terug en redde mij van de dood. Ik hoefde nog niet te sterven. 5 Laten al zijn volgelingen psalmen zingen voor de HERE en zijn heilige naam loven en prijzen. 6 Want zijn toorn duurt niet lang, maar zijn liefde mogen wij ons hele leven ervaren. ʼs Avonds is er droefheid, maar ʼs morgens klinkt gejuich. 7 In mijn overmoed dacht ik altijd dat mij nooit iets zou overkomen, 8 want U, HERE, hield van mij en ik stond stevig als een berg. Maar zodra U Zich voor mij verborg, was ik alle houvast kwijt. 9 Ik riep U, HERE, en ik smeekte U om genade: 10 ‘Wat heeft het voor zin als ik sterf en begraven word? Het stof kan U niet eren en prijzen of vertellen over uw trouw! 11 Luister toch, HERE, geef mij genade. Och HERE, wilt U mij helpen?’ 12 U veranderde mijn droevig gebed in een blij danklied. U nam mij mijn rouwkleding af en bekleedde mij met vreugde. 13 Zodat ik voortdurend lofliederen voor U zou zingen. HERE, mijn God, ik zal U altijd blijven prijzen.