Al director musical. Masquil de los hijos de Coré.
1Oh Dios, hemos oído de las proezas que realizaste en días antiguos.2Nuestros antepasados nos han contado cómo echaste a las naciones paganas de esta tierra, y nos la diste toda, extendiendo a Israel de un extremo al otro del país.3No fue con su espada, ni por su propia fuerza y habilidad que vencieron, sino por tu gran poder y porque tú les sonreíste y los favoreciste.4Tú eres mi rey y mi Dios. Ordena victorias para tu pueblo.5Porque sólo por tu poder y mediante tu nombre pisoteamos a nuestros enemigos y los hacemos retroceder.6No confío yo en mis armas: jamás podrían salvarme.7Sólo tú puedes darnos el triunfo sobre aquellos que nos odian y humillarlos.8¡Dios, por siempre te glorificaremos! ¡Por siempre alabaremos tu nombre!9Y sin embargo, por un tiempo, SEÑOR, nos has echado a un lado con deshonra, sin salir con nuestros ejércitos a la batalla.10Nos hiciste retroceder ante nuestros enemigos. Los que están en contra nuestra, han saqueado nuestros campos.11Nos has tratado como ovejas de matadero, y nos esparciste entre las naciones.12Nos vendiste, a tu pueblo amado, por una insignificancia. Consideraste que nada valíamos.13Las naciones vecinas se ríen y se mofan de nosotros por todo el mal que nos has enviado.14Nos has convertido en el hazmerreír de las naciones; todos los pueblos se burlan de nosotros.15Soy constante objeto de humillación; se me cae la cara de vergüenza.16Todo lo que escucho son las burlas de los que me quieren poner en ridículo. Todo lo que veo son los deseos de venganza de mis enemigos.17Todo esto nos ha sucedido, a pesar de que nunca te olvidamos ni faltamos jamás a tu pacto.18Nuestros corazones no te han abandonado, no nos hemos apartado ni un paso de tu senda.19Sin embargo, nos castigas en inhóspito desierto y nos envías las tinieblas y la muerte.20Si hubiéramos dejado de adorar a nuestro Dios o hubiéramos alzado nuestras manos en oración a dioses extraños,21¿no lo sabría Dios? Sí, él conoce los secretos de cada corazón.22Por tu causa, cada día nos llevan a la muerte; nos tratan como oveja para el matadero.23¡Despierta! ¡Levántate! ¡No duermas, SEÑOR! ¿Nos has desechado para siempre?24¿Por qué apartas la mirada? ¿Por qué te desentiendes de nuestros dolores y opresión?25Estamos postrados con el rostro en el polvo.26¡Levántate, SEÑOR, y acude en nuestra ayuda! Sálvanos por tu gran amor.
Het Boek
1Een leerzaam gezang van de Korachieten voor de koordirigent.2God, onze ouders hebben ons steeds weer verteld hoe U in de geschiedenis met ons volk hebt gehandeld. Wij hebben het zelf gehoord.3Eigenhandig hebt U de volken weggejaagd en onze voorouders in het land gezet. U hebt andere volken verdrukt en onze voorouders sterker laten worden.4Zij hebben echt niet zelf het land veroverd, noch hun zwaard, noch hun lichamelijke kracht heeft hen bevrijd. Uw kracht en uw zorg hebben dat gedaan, omdat U hen liefhad.5God, U bent mijn Koning, zorgt U toch voor de verlossing van uw volk!6In uw kracht vellen wij onze tegenstanders en in uw naam lopen wij hen die tegen ons in opstand komen onder de voet.7Ik vertrouw niet op mijn boog en verwacht geen verlossing van mijn zwaard.8U hebt ons bevrijd van onze vijanden, hen die ons haten hebt U voor schut gezet.9Wij beroemen ons voortdurend op onze God, uw naam zullen wij altijd prijzen.10Toch hebt U ons weggestuurd en vernederd, U bent niet meegegaan met onze legers toen die optrokken.11U zorgde ervoor dat wij voor onze vijanden moesten wijken, zij konden alles bij ons plunderen.12U hebt ons overgeleverd als vee dat wordt geslacht. Wij zijn onder andere volken verdeeld geraakt.13U hebt uw volk voor een spotprijs van de hand gedaan, van dat geld bent U niet rijk geworden.14Onze buren roddelen over ons, U hebt ons bespottelijk gemaakt voor hen die rondom ons wonen.15Onze schande is spreekwoordelijk geworden bij andere volken, ze schudden het hoofd om ons.16Dag in, dag uit denk ik aan mijn schande, ik durf mij niet meer te vertonen17vanwege de woorden van de roddelaars en de blikken van mijn vijanden en hen die op wraak uit zijn.18Ondanks dit alles hebben wij U niet vergeten. Ook hebben wij het verbond met U nooit ontkend.19Ons hart bleef op U gericht, wij bleven op het rechte pad.20Desondanks hebt U ons op gevaarlijke plaatsen gebracht en tastten wij soms geheel in het duister.21Als wij uw naam hadden vergeten en vreemde goden vereerd zouden hebben,22zou God dat immers altijd merken? Hij kent immers elke uithoek van het menselijk hart?23Werkelijk, ter wille van U zijn wij voortdurend in levensgevaar, wij worden beschouwd als schapen op weg naar het slachthuis.24Word wakker! Waarom slaapt U, Here? Word toch wakker! Laat ons toch niet meer in de steek.25Waarom keert U ons de rug toe? Waarom trekt U Zich onze ellende en moeiten niet aan?26Wij stellen zelf niets meer voor en liggen hulpeloos op de grond.27Sta op, Here, en help ons, bevrijd ons ter wille van uw goedheid en liefde.
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.