Psalm 84 | Het Boek English Standard Version

Psalm 84 | Het Boek
1 Een psalm van de Korachieten voor de koordirigent. Te begeleiden met het muziekinstrument uit Gat. 2 HERE van de hemelse legers, wat zijn uw woningen prachtig! 3 Ik smacht van verlangen om bij U te komen. Mijn ziel en mijn lichaam zingen uw lof, de lof van de God die leeft. 4 Uw ogen zien zelfs een mus die een plekje zoekt om te nestelen, zelfs het nest van de zwaluw ontgaat U niet, noch haar jongen. Ook zij zijn welkom in uw tempel, HERE van de hemelse legers. U bent mijn Koning en mijn God. 5 Gelukkig zijn de mensen die heel dicht bij U leven, zij zingen lofliederen voor U. 6 Gelukkig zijn de mensen die uw kracht kennen en ervaren, zij weten hoe zij op uw weg moeten blijven. 7 Wanneer zij in hun leven door een donker dal gaan, ontspringen daar opeens allemaal bronnen. Problemen veranderen in zegeningen. 8 Zij leven door uw kracht en worden altijd door U beschermd. Zij ontmoeten God in Sion, waar Hij woont. 9 Och HERE, God van de hemelse legers, luister toch naar mijn gebed. Luister goed naar mij, God van Jakob. 10 God, U beschermt ons. Kijk naar de man die U hebt uitgekozen. 11 Ik ben liever maar heel kort bij U, dan jarenlang in een omgeving waar men U niet kent. Ik heb liever de minste plaats in uw huis dan een ereplaats in een huis waar men met U spot. 12 God de HERE is het licht in mijn leven. Hij beschermt mij altijd. Hij schenkt vergeving en herstelt ons in ere. Mensen die volkomen naar zijn wil leven, worden rijk door Hem gezegend. 13 HERE van de hemelse legers, gelukkig is hij die zijn vertrouwen op U stelt.

Het Boek TM Copyright © 1979, 1988, 1998, 2007 by Biblica, Inc. Used with permission. All rights reserved worldwide. “Biblica”, “International Bible Society” and the Biblica Logo are trademarks registered in the United States Patent and Trademark Office by Biblica, Inc. Used with permission.

English Standard Version

My Soul Longs for the Courts of the Lord

1 To the choirmaster: according to The Gittith.* A Psalm of the Sons of Korah. How lovely is your dwelling place, O Lord of hosts! 2 My soul longs, yes, faints for the courts of the Lord; my heart and flesh sing for joy to the living God. 3 Even the sparrow finds a home, and the swallow a nest for herself, where she may lay her young, at your altars, O Lord of hosts, my King and my God. 4 Blessed are those who dwell in your house, ever singing your praise! 5 Blessed are those whose strength is in you, in whose heart are the highways to Zion.* 6 As they go through the Valley of Baca they make it a place of springs; the early rain also covers it with pools. 7 They go from strength to strength; each one appears before God in Zion. 8 O Lord God of hosts, hear my prayer; give ear, O God of Jacob! 9 Behold our shield, O God; look on the face of your anointed! 10 For a day in your courts is better than a thousand elsewhere. I would rather be a doorkeeper in the house of my God than dwell in the tents of wickedness. 11 For the Lord God is a sun and shield; the Lord bestows favor and honor. No good thing does he withhold from those who walk uprightly. 12 O Lord of hosts, blessed is the one who trusts in you!