Psalm 56 | Nueva Versión Internacional (Castellano) Het Boek

Psalm 56 | Nueva Versión Internacional (Castellano)

Al director musical. Sígase la tonada de«La tórtola en los robles lejanos». Mictam de David, cuando los filisteos lo apresaron en Gat.

1 Ten compasión de mí, oh Dios, pues hay gente que me persigue. Todo el día me atacan mis opresores, 2 todo el día me persiguen mis adversarios; son muchos los arrogantes que me atacan. 3 Cuando siento miedo, pongo en ti mi confianza. 4 Confío en Dios y alabo su palabra; confío en Dios y no siento miedo. ¿Qué puede hacerme un simple mortal? 5 Todo el día tuercen mis palabras; siempre están pensando hacerme mal. 6 Conspiran, se mantienen al acecho; ansiosos por quitarme la vida, vigilan todo lo que hago. 7 ¡En tu enojo, Dios mío, humilla a esos pueblos! ¡De ningún modo los dejes escapar! 8 Toma en cuenta mis lamentos; registra mi llanto en tu libro.* ¿Acaso no lo tienes anotado? 9 Cuando yo te pida ayuda, huirán mis enemigos. Una cosa sé: ¡Dios está de mi parte! 10 Confío en Dios y alabo su palabra; confío en el SEÑOR y alabo su palabra; 11 confío en Dios y no siento miedo. ¿Qué puede hacerme un simple mortal? 12 He hecho votos delante de ti, oh Dios, y te presentaré mis ofrendas de gratitud. 13 Tú, oh Dios, me has librado de tropiezos, me has librado de la muerte, para que siempre, en tu presencia, camine en la luz de la vida.

La Santa Biblia, Nueva Versión Internacional TM, NVI TM (Castilian) Copyright © 1999, 2005, 2017 by Biblica, Inc. Used with permission. All rights reserved worldwide. “Nueva Versión Internacional” is a trademark registered in the United States Patent and Trademark Office and in the Instituto Mexicano de la Propiedad Industrial (IMPI) by Biblica, Inc. The “NVI”, “Biblica”, “International Bible Society” and the Biblica Logo are trademarks registered in the United States Patent and Trademark Office by Biblica, Inc. Used with permission.

Het Boek
1 Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘De duif op verre eilanden.’ Dit lied schreef hij nadat de Filistijnen hem bij Gat gevangennamen. 2 Wees mij nabij, o God, en geef mij uw genade, want de mensen trappen mij tegen de grond. De hele dag brengen mijn tegenstanders mij in het nauw. 3 Mijn vijanden tergen mij de hele dag. Tallozen staan nu boven mij en strijden tegen mij. 4 Juist als alles mij angst aanjaagt, stel ik op U mijn vertrouwen. 5 Op U, mijn God. Ik prijs uw woord. Ik vertrouw op God en ken geen angst, wat zouden mensen mij kunnen aandoen? 6 Zij verdraaien voortdurend mijn woorden, zij beramen kwade plannen tegen mij. 7 Zij willen mij overvallen en bespioneren mij. Zij letten op elke stap die ik zet in de hoop mij te kunnen doden. 8 Zouden zij die zoveel slechts en zoveel zonden doen, kunnen ontkomen? O God, vernietig hen. 9 U neemt mijn zwerftochten waar en kent elke traan die ik stort. Alles staat immers in uw boek? 10 Als ik U te hulp roep, zullen mijn vijanden terugdeinzen. Ik weet zeker dat God mij zal helpen. 11 Ik loof en prijs het woord van God. Ik loof en prijs het woord van de HERE. 12 Ik vertrouw op God en ken geen angst. Wat zou een mens mij kunnen aandoen? 13 Ik heb U geloften gedaan, o God. Ik zal ze nakomen met offers waarmee ik U zal loven en prijzen. 14 Want U hebt mij bevrijd van de dood, mij het leven teruggegeven. U hebt mij weer in ere hersteld. Nu mag ik weer leven voor Gods aangezicht in zijn licht, dat leven geeft.