Psalm 53 | Nueva Versión Internacional Het Boek

Psalm 53 | Nueva Versión Internacional
1 Dice el necio en su corazón: «No hay Dios.» Están corrompidos, sus obras son detestables; ¡no hay uno solo que haga lo bueno! 2 Desde el cielo Dios contempla a los mortales, para ver si hay alguien que sea sensato y busque a Dios. 3 Pero todos se han descarriado, a una se han corrompido. No hay nadie que haga lo bueno; ¡no hay uno solo! 4 ¿Acaso no entienden todos los que hacen lo malo, los que devoran a mi pueblo como si fuera pan? ¡Jamás invocan a Dios! 5 Allí los tienen, sobrecogidos de miedo, cuando no hay nada que temer. Dios dispersó los huesos de quienes te atacaban; tú los avergonzaste, porque Dios los rechazó. 6 ¡Quiera Dios que de Sión venga la salvación para Israel! Cuando Dios restaure a su pueblo,* se regocijará Jacob; se alegrará todo Israel.

La Santa Biblia, Nueva Versión Internacional® NVI® Copyright © 1999 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.

Het Boek
1 Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Op de wijs van ‘De rietpijp.’ 2 Dwaze mensen denken dat God niet bestaat. Ze doen vreselijk onrechtvaardige dingen. Zelfs niet één ervan doet wat goed is. 3 God kijkt vanuit de hemel naar alle mensen. Hij zoekt of er misschien één bij is die verstandig is, wellicht één die God zoekt. 4 Maar allemaal hebben zij zich van Hem afgekeerd. Allemaal hebben zij Hem verlaten, niemand van hen doet goed, nog niet één. 5 Weten zij dan helemaal niets, al die zondaars? Zij eten mijn volk op alsof het brood is. Zij piekeren er niet over God aan te roepen. 6 Zij schrikken terwijl er niets te schrikken is. God strooit de beenderen van uw vijanden uit, u laat hen beschaamd staan. God heeft hen al verworpen. 7 Wij zien uit naar de redding van Israël, die vanuit Jeruzalem zal komen. Wanneer God zijn volk redding biedt, zal Jakob jubelen en Israël vol vreugde zijn.