Josua 20 | Nueva Biblia Viva Het Boek

Josua 20 | Nueva Biblia Viva

Ciudades de refugio

1 El SEÑOR le dijo a Josué: 2 «Dile al pueblo de Israel que designe ahora las ciudades de refugio, como le ordené a Moisés. 3 Si un hombre mata a otro accidentalmente, puede ir a una de estas ciudades y quedar protegido de los parientes del muerto, que podrían tratar de vengarse y matarlo. 4 Cuando el homicida accidental llegue a una de estas ciudades, se presentará ante el consejo de la ciudad, les explicará lo sucedido y ellos lo recibirán y le proporcionarán un lugar para vivir en medio de ellos. 5 Si un pariente del muerto viene a la ciudad con intenciones de matarlo para vengarse, el homicida no podrá ser entregado, porque la muerte fue accidental. 6 »El hombre que causó la muerte deberá permanecer en la ciudad hasta que haya sido juzgado por todo el pueblo, y deberá vivir allí hasta la muerte del sumo sacerdote que estaba en el oficio en el tiempo del accidente. Entonces quedará libre para regresar a su ciudad y a su hogar». 7 Las ciudades elegidas como ciudades de refugio fueron: Cedes en Galilea, en la región montañosa de Neftalí; Siquén en las montañas de Efraín y Quiriat Arbá, también llamada Hebrón, en la región montañosa de Judá. 8 Se designaron también tres ciudades con el mismo propósito al lado oriental del Jordán, frente a Jericó. Estas fueron: Béser en el desierto, en la tierra de la tribu de Rubén, Ramot de Galaad, en el territorio de la tribu de Gad, y Golán en Basán de la tribu de Manasés. 9 Estas ciudades de refugio acogerían por igual a los extranjeros que vivían en Israel y a los israelitas, haciendo que todo aquel que cometiera un homicidio accidental pudiera huir a ellas para tener un juicio justo y no ser muerto por venganza.

La Nueva Biblia Viva TM Copyright © 2006, 2008 by Biblica, Inc. Used with permission. All rights reserved worldwide. “Biblica”, “International Bible Society” and the Biblica Logo are trademarks registered in the United States Patent and Trademark Office by Biblica, Inc. Used with permission.

Het Boek

De vrijsteden

1 De HERE zei tegen Jozua: ‘Zeg het volk Israël dat nu de vrijsteden moeten worden aangewezen, zoals Ik Mozes heb opgedragen. 3 Als een man iemand zonder opzet heeft gedood, kan hij naar een van deze steden vluchten en worden beschermd tegen de wraak van de familieleden. 4 Als de onschuldige dader een van deze steden weet te bereiken, moet hij naar het stadsbestuur gaan en uitleggen wat er is gebeurd. De bestuurders moeten hem binnenlaten en een verblijfplaats geven in hun stad. 5 Als een familielid van de dode komt om wraak te nemen, mogen zij de onschuldige dader niet aan hem uitleveren, omdat er geen opzet in het spel was. 6 De man die per ongeluk de dood veroorzaakte, moet in de stad blijven tot de rechters een uitspraak over hem hebben gedaan, of tot de dood van de hogepriester die in functie was toen het ongeluk gebeurde. Daarna is hij vrij om naar huis terug te gaan.’ 7 De steden die als vrijstad werden aangewezen, waren: Kedes in Galilea in de bergen van Naftali, Sichem in het bergland van Efraïm, Kirjat-Arba (ook wel Hebron genoemd) in het bergland van Juda. 8 De HERE gaf tevens de opdracht dat drie steden ten oosten van de Jordaan, tegenover Jericho, als vrijstad moesten worden aangewezen. Dat waren: Beser, in de hooggelegen woestijn van het gebied van Ruben, Ramot in Gilead in het gebied van Gad, en Golan in Basan, in het gebied dat hoorde bij de stam van Manasse. 9 Deze vrijsteden waren zowel toegankelijk voor vreemdelingen die in Israël woonden, als voor de Israëlieten zelf. Zo kon iemand die per ongeluk een ander had gedood, naar die plaats vluchten om te worden berecht in plaats van het slachtoffer te worden van wraak.