1Ahora, oh Israel, el SEÑOR, quien te creó, dice: ¡No temas, pues yo te rescaté, yo te llamé por tu nombre, eres mío!2Cuando pases por aguas profundas de gran tribulación, yo estaré contigo. Cuando pases por ríos no te ahogarás. Cuando pases por fuego no te quemarás, las llamas no te consumirán.3Porque yo soy el SEÑOR tu Dios, tu Salvador, el Santo de Israel. Entregué Egipto, Etiopía y Seba a cambio de tu libertad, como rescate por ti.4Otros murieron para que tú vivieras. Yo cambié la vida de ellos por la tuya porque me eres precioso y honorable, y yo te amo.5No temas, pues yo estoy contigo. Yo te recogeré del este y del oeste,6del norte y del sur. Yo traeré a mis hijos e hijas de regreso a Israel desde los más apartados rincones de la tierra.7Vendrán todos los que me invocan como su Dios, pues para gloria mía los hice, yo los creé.8Tráelos de regreso a mí, aunque son ciegos y sordos a mi llamado.9Reúnan a las naciones. ¿Cuál de todos sus ídolos predijo jamás tales cosas? ¿Cuál puede predecir siquiera uno de los días que vendrán? ¿En dónde están los testimonios de cualquier cosa que hayan dicho ellos? Si no hay testigos, tienen que confesar que sólo Dios puede profetizar.10Pero yo tengo testigos, oh Israel, dice el SEÑOR. Ustedes son mis testigos, elegidos para conocerme y creerme, y para entender que sólo yo soy Dios. No hay otro Dios, jamás lo hubo ni lo habrá.11Yo soy el SEÑOR y no hay otro Salvador.12Siempre que han desechado sus ídolos yo les he mostrado mi poder. Con una palabra los he salvado. Me han visto hacerlo; ustedes son mis testigos de que es verdad.13Desde la eternidad hasta la eternidad yo soy Dios. Nadie puede contrariar lo que yo hago.
La misericordia de Dios y la infidelidad de Israel
14El SEÑOR, su Redentor, el Santo de Israel dice: Por el amor que les tengo a ustedes enviaré contra Babilonia un ejército invasor que penetrará casi sin recibir daño alguno. Las jactancias de los babilonios se volverán gritos de dolor.15Yo soy el SEÑOR, su Santo, el Creador y Rey de Israel.16Yo soy el SEÑOR que abre camino por medio de las aguas, que construye un sendero a través del mar.17Yo llamé al poderoso ejército de Egipto con todos sus carros y caballos, para dejarlos sepultados bajo las ondas, muertos, acalladas sus vidas como llama de vela.18Pero olvídense de todo esto: ¡eso no es nada comparado con lo que voy a hacer!19Voy a realizar algo enteramente nuevo. ¡Miren, ya he comenzado! ¿No lo ven? Abriré camino a través del desierto del mundo para que mi pueblo vuelva a su patria, y para ellos crearé ríos en el desierto.20Las fieras del campo me darán gracias, así como los chacales y avestruces, por haberles dado agua en el desierto. Sí, manantiales en el desierto para que mi pueblo, mis elegidos, puedan tener refrigerio.21Yo hice a Israel para mí, y algún día este pueblo mío me honrará ante el mundo.22Pero ¡oh pueblo mío, no quieren pedirme auxilio, están hastiados de mí!23No me han traído las ovejas como ofrenda quemada, no me han honrado con sacrificios. ¡Y sin embargo muy poco es lo que les he pedido de ofrendas e incienso! No los he tratado como a esclavos.24No me han traído incienso de suave fragancia ni me han agradado sacrificando grasa de animales. No, lo único que me han presentado son pecados, y me han hastiado con todas sus fallas.25Yo, sí, sólo yo soy quien borra sus pecados por amor a mí mismo y nunca más los recordaré.26Recuérdenme esta promesa de perdón, pues de sus pecados hemos de hablar. Defiendan su causa para obtener mi perdón.27Desde el principio mismo sus antepasados pecaron contra mí, todos sus antecesores quebrantaron mi ley.28Por eso es que he destituido a sus sacerdotes y destruido a Israel, exponiéndolo a la vergüenza.
Het Boek
Een belofte van redding en vergeving
1‘Maar nu, Israël,’ zegt de HERE, die u heeft geschapen: ‘Wees niet bang, want Ik heb u vrijgekocht, Ik heb u bij uw naam geroepen, u bent van Mij.2Als u door diepe wateren moet, zal Ik bij u zijn. Als u rivieren moet oversteken, zult u niet verdrinken! Als u door het vuur loopt, zult u niet worden verbrand, de vlammen zullen u niet verteren.3Want Ik ben de HERE, uw God en redder, de Heilige van Israël. Ik gaf Egypte, Ethiopië en Seba als een losprijs in ruil voor uw vrijheid.4Anderen stierven, zodat u kunt leven, Ik ruilde hun levens voor de uwe, want u bent kostbaar voor Mij en Ik schat het bezit van u hoog, Ik houd van u.5Wees niet bang, want Ik ben bij u. Ik zal u uit alle windstreken om Mij heen verzamelen.6Ik zal mijn zonen en dochters van de uithoeken van de aarde terugbrengen naar Israël.7Allen die Mij hun God noemen, zullen komen, want Ik heb hen tot mijn eer gemaakt, Ik heb hen geschapen.8Breng hen naar Mij terug, blind als zij zijn en doof voor mijn roepen, ook al kunnen zij horen en zien.9Verzamel alle volken! Welke van hun afgoden heeft ooit dergelijke dingen voorspeld? Kunnen zij voorspellen wat er morgen gebeurt? Waar zijn de getuigen die hen zouden hebben horen spreken? Als er geen getuigen zijn, moeten zij toegeven dat alleen God de toekomst bekendmaakt.10En Ik heb getuigen, Israël, zegt de HERE! U bent mijn getuigen en dienaren, gekozen om Mij te kennen en te geloven en te begrijpen dat alleen Ik God ben. Er bestaat geen andere God, die is er nooit geweest en zal er ook nooit zijn.11Ik ben de HERE en er bestaat geen redder buiten Mij.12Keer op keer heb Ik u mijn woord laten horen en mijn macht getoond. Ik ben toch geen vreemde voor u? Als u wilt, kunt u van Mij getuigen!13Van eeuwigheid tot eeuwigheid ben Ik God. Niemand kan Mij tegenhouden bij wat Ik doe.14De HERE, uw verlosser, de Heilige van Israël, zegt: ter wille van u zal Ik een leger ten strijde laten trekken tegen Babel dat het land vrijwel ongedeerd zal binnenvallen. De grootspraak van de Babyloniërs zal veranderen in angstkreten.15Ik ben de HERE, uw Heilige, Israëls schepper en koning.16Ik ben de HERE, die een weg baande door het water, een pad door het midden van de zee.17Ik liet het machtige leger van de Egyptenaren met al zijn strijdwagens en paarden uitrukken, zodat het nu dood onder de golven ligt, de levens uitgedoofd als kaarsen.18Maar dat is nog niets vergeleken met wat Ik nu ga doen!19Want Ik ben iets heel nieuws van plan. Kijk, Ik ben er al mee begonnen. Ziet u het niet? Ik zal een weg maken door de wildernis van de wereld waarover mijn volk naar huis kan terugkeren. Ik zal rivieren voor mijn volk laten ontspringen in de woestijn!20De wilde dieren in de vlakten zullen Mij bedanken, ook de jakhalzen en de struisvogels, omdat Ik hun water geef in de wildernis, ja, bronnen in de woestijn, zodat mijn volk dat Ik heb uitgekozen, kan worden verfrist.21Ik heb Israël voor Mijzelf gemaakt en daarom zal dit volk Mij op een dag voor het oog van de hele wereld eren.22Mijn volk, toch wilt u Mij niet om hulp vragen, u hebt genoeg van Mij!23U hebt Mij de lammeren voor het brandoffer niet gebracht, u hebt Mij geen eer bewezen met offers. Toch heb Ik maar zelden om offers en reukwerk gevraagd! Ik heb u niet als een slavenvolk behandeld.24U hebt Mij geen zoetgeurende wierook gebracht, noch Mij genoegen gedaan met het vet van de offers. Nee, u hebt Mij alleen met uw zonden bezwaard, Mij geplaagd met al uw ontsporingen.25Ik ben het die ter wille van Mijzelf uw zonden wegdoe en er nooit meer aan zal denken.26En herinner Mij aan deze belofte van vergeving, want wij moeten eens met elkaar gaan rechtspreken over uw zonden. Bepleit uw zaak, zodat Ik u kan vergeven.27Vanaf uw stamvader zondigden uw voorouders tegen Mij. Al uw priesters en leiders overtraden mijn wet.28Daarom heb Ik uw priesters afgezet en Israël vernietigd, het volk aan de schande overgegeven.’
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.