1¡Miren! ¡El SEÑOR está arrasando la tierra de Judá y la está convirtiendo en vasto campo desolado y destruido! Miren cómo saca a su pueblo de sus territorios y lo esparce por la tierra.2Sacerdotes y pueblo, siervos y señores, esclavas y amas, compradores y vendedores, prestamistas y los que toman prestado, banqueros y deudores: ¡nadie escapará!3La tierra será totalmente vaciada y saqueada. El SEÑOR ha hablado.4La tierra sufre por los pecados de su pueblo. La tierra languidece, los cultivos se marchitan, los cielos niegan la lluvia. El país está corrompido por el crimen; el pueblo ha torcido las leyes de Dios y ha quebrantado sus mandamientos eternos.6Por lo tanto sobre ellos cae la maldición de Dios: quedan aislados, destruidos por la sequía, pocos quedarán con vida.7Todos los goces de la vida huirán, la vendimia fracasará, no habrá vino, los festejadores suspirarán y llorarán.8No se escucharán más las melodiosas cuerdas del arpa ni la pandereta, se acabaron los días dichosos.9Ya no existen los gozos del vino y el canto, el licor se torna amargura en la boca.10La ciudad es un caos. Casas y tiendas están fuertemente atrancadas, como defensa contra el saqueo.11Se forman turbamultas que recorren las calles pidiendo vino. Se acabó el gozo, la alegría ha sido expulsada de la tierra.12La ciudad quedó en ruinas, sus puertas están derribadas.13Por todo el país sucede lo mismo; sólo queda un remanente.14Pero todos los que queden gritarán y cantarán de gozo: los del occidente alabarán la majestad de Dios15y los del oriente les responderán con alabanzas. Escúchenlos cantarle al SEÑOR desde los puntos más alejados de la tierra, cantando la gloria del Justo. Pero yo tengo el corazón abrumado de dolor, porque aún prevalecen por todas partes la maldad y la traición.17El terror y cautiverio del infierno son aún su experiencia cotidiana, hombres del mundo.18Cuando huyan despavoridos caerán en un hoyo, y si de él escapan, darán en una trampa, porque es del cielo que viene sobre ustedes la destrucción. El mundo tiembla bajo sus pies.19La tierra se ha derrumbado en completa ruina. Todo está perdido, abandonado y confuso.20El mundo se tambalea como lo hace un ebrio, se agita como una tienda en la tormenta. Cae para no levantarse más, porque inmensos son los pecados de la tierra.21En aquel día el SEÑOR castigará en el cielo a los ángeles caídos, y en la tierra a los orgullosos gobernantes del mundo.22Serán acorralados como prisioneros y puestos en calabozos hasta que se les juzgue y condene.23Entonces el SEÑOR Todopoderoso subirá a su trono en Sion y gobernará gloriosamente en Jerusalén, a la vista de todos los dignatarios de su pueblo. Tan grande será el resplandor de esa gloria que hará desvanecer la brillantez del sol y de la luna.
Het Boek
Het oordeel van God
1Kijk! De HERE maakt de aarde weer leeg, Hij vernielt haar. Hij verandert haar aanzien en verstrooit wie daarop wonen.2Priesters en volk, dienaren en meesters, slavinnen en meesteressen, kopers en verkopers, leners en uitleners, schuldenaars en schuldeisers, niemand zal worden gespaard.3De aarde zal verlaten en leeggeroofd zijn, zo heeft de HERE het besloten.4De aarde lijdt onder de zonden van haar inwoners. De grond verarmt, de gewassen verdorren en de machtigen kwijnen weg. De wereld is ontwijd door misdaden, haar bewoners hebben Gods wetten verdraaid en zijn eeuwige geboden niet gehoorzaamd.6Daarom rust Gods vloek op hen, zij worden aan de vertwijfeling overgelaten en de aanhoudende droogte vernietigt hen. Slechts enkelen zullen het overleven.7Alle dingen die het leven mooi maken, verdwijnen. De druivenoogst mislukt, er is geen wijn meer en wie blij was, zucht en treurt.8De melodieuze klanken van de harp en de vrolijke tonen van de citer worden niet meer gehoord, de vrolijke dagen zijn voorbij.9De blijdschap van wijn en zang zijn niet meer, de sterkedrank geeft een bittere smaak in de mond.10De stad is een chaos, alle huizen en winkels zijn gesloten om plunderaars buiten te houden.11In de straten roepen mensen om wijn, de vreugde is verdwenen en de blijdschap is uit het land verbannen.12De stad is een puinhoop, haar poorten zijn vernield.13Want het zal de aarde en alle volken vergaan als bij het afslaan van de olijven en bij de nalezing van de oogst.14Maar alle overgeblevenen zullen de stem verheffen en zingen van blijdschap,15vanuit het westen zal men de majesteit van God prijzen en in het oosten zal men die lofprijzing beantwoorden.16Hoor ze zingen voor de HERE, overal ter wereld. Zij zingen over de glorie van de rechtvaardige! Maar mijn hart is zwaar van verdriet, want het kwaad voert nog steeds de boventoon en overal heerst nog het bedrog.17Angst, valkuilen en valstrikken zijn nog steeds uw lot, o bewoners van de aarde.18Als u angstig vlucht, zult u in een kuil vallen en als u uit die kuil weet te vluchten, zult u in een val lopen, want de vernietiging valt vanuit de hemel op u, de aarde beeft onder uw voeten.19De aarde wankelt gevaarlijk, alles is verloren en verward.20De aarde zwaait heen en weer als een dronkaard en schudt als een tent in een storm. Zij valt en zal niet meer opstaan, want de zonden drukken als een zware last op haar.21Op die dag zal de HERE de gevallen engelen in de hemel straffen, evenals de trotse heersers van de landen op aarde.22Zij zullen worden bijeengedreven als gevangenen en in een kerker worden opgesloten tot zij zijn berecht en veroordeeld.23Dan zal de HERE van de hemelse legers zijn troon op de berg Sion zetten en glorieus regeren in Jeruzalem. Voor de ogen van alle oudsten van zijn volk zal daar zoʼn glorie heersen dat de heldere lichten van zon en maan erdoor verbleken.
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.