1David se dirigió a la ciudad de Nob para ver a Ajimélec el sacerdote. Ajimélec tembló cuando lo vio. ¿Por qué vienes solo? —le preguntó—. ¿Por qué nadie te acompaña?2―El rey me envió en un asunto privado —mintió David—. Me dijo que no le dijera a nadie por qué estoy aquí. Les he dicho a mis hombres dónde podemos encontrarnos más tarde.3Ahora, ¿qué hay de comer? Dame cinco panes o cualquier otra cosa.4―No tengo pan común —dijo el sacerdote—, pero hay panes de la proposición. Creo que la ley no prohíbe que ustedes lo coman si no han estado con mujeres últimamente.5―Puedes estar tranquilo —contestó David—. Mis hombres no han tocado mujer, como siempre que salimos en campaña. Están ceremonialmente limpios, a pesar de que este viaje es de carácter civil.6Puesto que no había otro alimento disponible, el sacerdote le dio el pan de la proposición que estaba delante del SEÑOR en el santuario. Había sido reemplazado con pan nuevo justamente ese día.7Doeg, el idumeo, jefe de los pastores de Saúl, estaba allí haciéndose una purificación ceremonial.8David le preguntó a Ajimélec si tenía una espada o lanza que pudiera usar. ―Tuve que salir tan apresuradamente en este asunto del rey, que salí sin armas —exclamó David.9―No —contestó el sacerdote—, sólo tengo la espada de Goliat, el filisteo que mataste en el valle de Elá. Está envuelta en un manto en el cuarto de la ropa. Tómala si quieres, porque no tengo otra cosa. ―¡No hay otra igual! —exclamó David—. ¡Dámela!
David en Gat
10Sin pérdida de tiempo, reanudó la marcha huyendo de Saúl y llegó ante el rey Aquis de Gat.11Pero los funcionarios de Aquis no estaban contentos con la presencia de David allí. ―¿No es este el caudillo de Israel? ¿No es este del que la gente canta y danza diciendo: “Saúl mató a sus miles y David a sus diez miles?”.12David oyó estos comentarios y tuvo miedo de que el rey Aquis pudiera hacerle daño,13por lo que fingió estar loco. Arañaba las puertas y dejaba que la saliva le corriera por la barba,14hasta que finalmente el rey Aquis dijo a sus siervos: ―¿Por qué me han traído aquí a un loco?15Ya tenemos suficientes locos por aquí. ¿Acaso voy a hospedar a un individuo así?
Het Boek
David eet van het heilige brood
1Zo kwam David in de stad Nob terecht, waar hij de priester Achimelech opzocht. Toen de priester David tegemoet liep, begon hij te beven. ‘Waarom bent u alleen?’ vroeg hij, ‘waarom is er niemand bij u?’2‘De koning heeft mij op een geheime missie gestuurd,’ loog David. ‘Hij verbood mij ook maar iemand te zeggen waarvoor ik hier ben. Ik heb mijn mannen opgedragen zich later op een afgesproken plaats bij mij te voegen.3Hebt u trouwens nog iets te eten? Geef mij maar vijf broden of iets anders wat u kunt missen.’4‘We hebben geen gewoon brood meer,’ antwoordde de priester, ‘maar er is nog wel heilig brood. Dat kunt u wel krijgen, mits uw mannen niet kortgeleden met een vrouw hebben geslapen!’5‘Wees maar gerust,’ zei David, ‘sinds drie dagen is geen vrouw in onze nabijheid geweest. En omdat zij al rein blijven tijdens gewone opdrachten, zijn zij het nu helemaal!’6Omdat geen ander voedsel voorhanden was, gaf de priester hem het heilige brood, de toonbroden die voor de ogen van de HERE in de tabernakel waren geplaatst. Het was die dag net vervangen door vers brood.7Nu was juist die dag de Edomiet Doëg, de voorman van Sauls herders, daar in de tabernakel om zich voor de HERE af te zonderen.8David vroeg Achimelech of hij een speer of een zwaard had dat hij mocht gebruiken. ‘De opdracht van de koning vereiste zoʼn haast en ik ben er zo snel vandoor gegaan, dat ik geen wapen kon meenemen,’ legde David hem uit.9‘Dat komt goed uit,’ meende de priester, ‘want ik heb hier het zwaard van de Filistijn Goliat die u zelf in het Terebintendal hebt gedood. Het ligt in een mantel gewikkeld in de kleedkamer. Als u wilt, kunt u dat nemen, want iets anders hebben wij hier niet.’ ‘Wat wil ik nog meer,’ zei David, ‘geef me dat zwaard maar!’10David vervolgde haastig zijn weg en vluchtte verder weg voor Saul. Zo kwam hij bij koning Achis van Gat.11Maar Achisʼ officieren waren niet zo blij met zijn aanwezigheid. ‘Is dit niet David, de koning van Israël?’ vroegen zij. ‘Hij is toch degene voor wie het volk toentertijd danste en over wie het zong: “Saul heeft duizenden verslagen en David tienduizenden”?’12David hoorde deze opmerkingen en was bang voor wat koning Achis hem zou doen.13Daarom trok hij een idioot gezicht en deed alsof hij gek was! Hij krabde aan de deuren en liet zijn speeksel langs zijn baard lopen,14zodat koning Achis tegen zijn mannen zei: ‘Waarom brengen jullie mij een waanzinnige? Die hebben we zelf al genoeg! Wat moet ik met zoʼn kerel in mijn huis?’
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.