Jesaja 35 | Het Boek Lutherbibel 2017

Jesaja 35 | Het Boek

De lieflijkheid van Gods majesteit

1 Zelfs de wildernis en de woestijn zullen in die dagen blij zijn, de woestijn zal een zee van bloemen zijn. 2 Er zal een overvloed van bloemen, gezang en vreugde zijn! De woestijnen zullen net zo groen worden als de bergen van de Libanon. Lieflijk als de bergweiden van de berg Karmel en de grasvlakten van Saron, want de HERE zal daar zijn glorie uitspreiden, de majesteit van onze God. 3 Versterk de verslapte handen en geef kracht aan knikkende knieën. 4 Bemoedig de angstigen. Zeg hun: ‘Wees sterk, wees niet bang, want uw God komt om wraak te nemen op uw vijanden. Hij komt om u te redden.’ 5 En wanneer Hij komt, zal Hij de ogen van de blinden openen en de oren van de doven laten horen. 6 De verlamde zal opspringen als een hert en wie niet kon praten zal jubelen en zingen! In de wildernis zullen bronnen opwellen en in de woestijn zullen rivieren gaan stromen. 7 Het gloeiende zand zal veranderen in een meer, het dorstige land in waterbronnen. Waar de woestijnjakhalzen leven, zal gras en riet groeien! 8 En er zal een hoofdweg door dat verlaten land lopen die Heilige Weg zal worden genoemd. Iemand met een boos hart mag die weg niet betreden. God zal daar met u gaan, zelfs de onnozele kan die weg onmogelijk mislopen. 9 Langs die weg zullen geen leeuwen op de loer liggen noch andere roofdieren, alleen de verlosten zullen erop wandelen. 10 Zo zullen al de vrijgekochten van de HERE naar Sion huiswaarts kunnen gaan, liederen van eeuwige vreugde zingend. In de stad zullen zorgen en verdriet tot het verleden behoren, alleen vreugde en blijdschap zullen daar heersen.

Het Boek TM Copyright © 1979, 1988, 1998, 2007 by Biblica, Inc. Used with permission. All rights reserved worldwide. “Biblica”, “International Bible Society” and the Biblica Logo are trademarks registered in the United States Patent and Trademark Office by Biblica, Inc. Used with permission.

Lutherbibel 2017

Die Rückkehr der Geretteten

1 Die Wüste und Einöde wird frohlocken, und die Steppe wird jubeln und wird blühen wie die Lilien. 2 Sie wird blühen und jubeln in aller Lust und Freude. Die Herrlichkeit des Libanon ist ihr gegeben, die Pracht von Karmel und Scharon. Sie sehen die Herrlichkeit des HERRN, die Pracht unsres Gottes. 3 Stärkt die müden Hände und macht fest die wankenden Knie! 4 Sagt den verzagten Herzen: »Seid getrost, fürchtet euch nicht! Seht, da ist euer Gott! Er kommt zur Rache; Gott, der da vergilt, kommt und wird euch helfen.« 5 Dann werden die Augen der Blinden aufgetan und die Ohren der Tauben geöffnet werden. 6 Dann wird der Lahme springen wie ein Hirsch, und die Zunge des Stummen wird frohlocken. Denn es werden Wasser in der Wüste hervorbrechen und Ströme im dürren Lande. 7 Und wo es zuvor trocken gewesen ist, sollen Teiche stehen, und wo es dürre gewesen ist, sollen Brunnquellen sein. Wo zuvor die Schakale gelegen haben, soll Gras und Rohr und Schilf stehen. 8 Und es wird dort eine Bahn sein und ein Weg, der der heilige Weg heißen wird. Kein Unreiner darf ihn betreten; nur sie werden auf ihm gehen; auch die Toren dürfen nicht darauf umherirren. 9 Es wird da kein Löwe sein und kein reißendes Tier darauf gehen; sie sind dort nicht zu finden, sondern die Erlösten werden dort gehen. 10 Die Erlösten des HERRN werden wiederkommen und nach Zion kommen mit Jauchzen; ewige Freude wird über ihrem Haupte sein; Freude und Wonne werden sie ergreifen, und Schmerz und Seufzen wird entfliehen.