2.Mose 27 | Het Boek Lutherbibel 2017

2.Mose 27 | Het Boek

Meer instructies voor de bouw

1 ‘Maak een altaar van acaciahout, met een breedte en lengte van 2,25 meter—zodat het vierkant is—en een hoogte van 1,35 meter. 2 Laat uit de vier hoeken van het altaar horens steken en overtrek dan het hele altaar met koper. 3 De asemmers, schoppen, schalen, vorken en vuurpannen moeten allemaal van koper worden gemaakt. 4 Maak een koperen rooster met aan elke punt een koperen ring. 5 Bevestig dit rooster zo onder de rand van het altaar boven de vuurplaats dat het tot halverwege het altaar reikt. 6 Maak ook draagstokken van acaciahout voor het altaar en overtrek ze met koper. 7 De stokken moeten voor het dragen door de ringen aan het altaar worden gestoken. 8 Het altaar moet hol zijn, gemaakt van planken, zoals u het op de berg hebt gezien. 9 Maak een voorhof voor de tabernakel, afgesloten met gordijnen van getwijnd fijn linnen. Aan de zuidkant moeten de gordijnen een lengte van 45 meter hebben en op twintig pilaren op koperen voetstukken hangen. De gordijnen moeten met zilveren haken aan zilveren stangen die tussen de twintig pilaren zijn aangebracht, worden bevestigd. 11 Hetzelfde moet u doen aan de noordkant van de voorhof: 45 meter gordijnen, hangend aan zilveren haken en stangen tussen twintig pilaren op koperen voetstukken. 12 De westkant van de voorhof moet 22,5 meter lang zijn met tien pilaren op tien koperen voetstukken. 13 Hetzelfde geldt voor de oostkant. 14 Aan elke zijde van de ingang moet 6,75 meter gordijn komen, opgehouden door drie pilaren met drie voetstukken. 16 De ingang van de voorhof wordt gevormd door een negen meter breed gordijn, gemaakt van blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getwijnd fijn linnen. Dit kleurige weefsel moet worden bevestigd aan vier pilaren op vier voetstukken. 17 Alle pilaren rond de voorhof moeten aan elkaar worden bevestigd met zilveren stangen met zilveren haken eraan en op koperen voetstukken staan. 18 De voorhof zal dan 45 meter lang en 22,5 meter breed zijn, omgeven met muren van gordijn van 2,25 meter hoog, gemaakt van getwijnd fijn linnen. 19 Alle voorwerpen die in de tabernakel worden gebruikt en ook de pinnen waarmee alles in de grond wordt vastgezet, moeten van koper zijn. 20 Geef de Israëlieten opdracht dat zij moeten zorgen voor zuivere olijfolie voor de kandelaar in de tabernakel, zodat die voortdurend kan blijven branden. 21 Aäron en zijn zonen moeten die eeuwige vlam in het Heilige zetten en er dag en nacht voor het oog van de HERE voor zorgen, zodat zij nooit dooft. Dit is een eeuwige regel voor het volk Israël.’

Het Boek TM Copyright © 1979, 1988, 1998, 2007 by Biblica, Inc. Used with permission. All rights reserved worldwide. “Biblica”, “International Bible Society” and the Biblica Logo are trademarks registered in the United States Patent and Trademark Office by Biblica, Inc. Used with permission.

Lutherbibel 2017

Der Brandopferaltar

1 Du sollst einen Altar machen aus Akazienholz, fünf Ellen lang und ebenso breit, dass er viereckig sei, und drei Ellen hoch. 2 Und du sollst auf seinen vier Ecken Hörner machen, aus einem Stück mit ihm, und sollst ihn mit Bronze überziehen. 3 Mache auch Töpfe für die Fettasche, Schaufeln, Schalen, Gabeln, Kohlenpfannen; alle seine Geräte sollst du aus Bronze machen. 4 Du sollst auch ein Gitterwerk aus Bronze machen wie ein Netz und vier Ringe aus Bronze an seine vier Enden. 5 Du sollst es aber unter die Einfassung des Altars legen, von unten her, und das Gitterwerk soll bis zur halben Höhe des Altars reichen. 6 Und du sollst zu dem Altar auch Stangen machen aus Akazienholz, mit Bronze überzogen. 7 Und man soll die Stangen in die Ringe tun, dass die Stangen an beiden Seiten des Altars seien, wenn man ihn trägt. 8 Als einen Kasten von Brettern sollst du ihn machen, dass er inwendig hohl sei, wie er dir auf dem Berge gezeigt wurde.

Der Vorhof

9 Du sollst einen Vorhof für die Wohnung machen, Behänge von gezwirntem feinem Leinen, für eine Seite hundert Ellen lang, für die Südseite, 10 und zwanzig Säulen auf zwanzig Füßen von Bronze und ihre Nägel und ihre Ringbänder von Silber. 11 Ebenso sollen an der Nordseite Behänge sein, hundert Ellen lang, und zwanzig Säulen auf zwanzig Füßen von Bronze und ihre Nägel und ihre Ringbänder von Silber. 12 Und nach Westen soll die Breite des Vorhofes Behänge haben, fünfzig Ellen lang, zehn Säulen auf zehn Füßen. 13 Nach Osten aber soll die Breite des Vorhofes fünfzig Ellen haben, 14 fünfzehn Ellen Behänge auf einer Seite, dazu drei Säulen auf drei Füßen, 15 und wieder fünfzehn Ellen auf der andern Seite, dazu drei Säulen auf drei Füßen. 16 Und in dem Tor des Vorhofes soll eine Decke sein, zwanzig Ellen breit, gewirkt aus blauem und rotem Purpur, Karmesin und gezwirntem feinem Leinen, dazu vier Säulen auf ihren vier Füßen. 17 Alle Säulen um den Vorhof her sollen silberne Ringbänder und silberne Nägel und Füße aus Bronze haben. 18 Die Länge des Vorhofes soll hundert Ellen sein, die Breite fünfzig Ellen, die Höhe fünf Ellen, und alle Behänge sollen von gezwirntem feinem Leinen sein und seine Füße aus Bronze. 19 Alle Geräte der Wohnung für den gesamten Dienst und alle ihre Pflöcke und alle Pflöcke des Vorhofes sollen aus Bronze sein.

Das Öl für den Leuchter

20 Gebiete den Israeliten, dass sie zu dir bringen das allerreinste Öl aus zerstoßenen Oliven für den Leuchter, dass man eine Lampe aufsetzen kann, die ständig brennt. 21 In der Stiftshütte, außen vor dem Vorhang, der vor der Lade mit dem Gesetz hängt, sollen Aaron und seine Söhne den Leuchter zurichten, dass er brenne vom Abend bis zum Morgen vor dem HERRN. Das soll eine ewige Ordnung sein für ihre Nachkommen bei den Israeliten.