Psalm 30 | Het Boek English Standard Version

Psalm 30 | Het Boek
1 Een psalm van David. Een speciaal lied voor de inwijding van de tempel. 2 Ik geef U alle eer en lof, HERE, want U hebt mij uit de put gehaald. U zorgde ervoor dat mijn vijanden geen leedvermaak over mij konden hebben. 3 Naar U heb ik geroepen om hulp, HERE, mijn God, en U hebt mij genezen. 4 U gaf mij het leven terug en redde mij van de dood. Ik hoefde nog niet te sterven. 5 Laten al zijn volgelingen psalmen zingen voor de HERE en zijn heilige naam loven en prijzen. 6 Want zijn toorn duurt niet lang, maar zijn liefde mogen wij ons hele leven ervaren. ʼs Avonds is er droefheid, maar ʼs morgens klinkt gejuich. 7 In mijn overmoed dacht ik altijd dat mij nooit iets zou overkomen, 8 want U, HERE, hield van mij en ik stond stevig als een berg. Maar zodra U Zich voor mij verborg, was ik alle houvast kwijt. 9 Ik riep U, HERE, en ik smeekte U om genade: 10 ‘Wat heeft het voor zin als ik sterf en begraven word? Het stof kan U niet eren en prijzen of vertellen over uw trouw! 11 Luister toch, HERE, geef mij genade. Och HERE, wilt U mij helpen?’ 12 U veranderde mijn droevig gebed in een blij danklied. U nam mij mijn rouwkleding af en bekleedde mij met vreugde. 13 Zodat ik voortdurend lofliederen voor U zou zingen. HERE, mijn God, ik zal U altijd blijven prijzen.

Het Boek TM Copyright © 1979, 1988, 1998, 2007 by Biblica, Inc. Used with permission. All rights reserved worldwide. “Biblica”, “International Bible Society” and the Biblica Logo are trademarks registered in the United States Patent and Trademark Office by Biblica, Inc. Used with permission.

English Standard Version

Joy Comes with the Morning

1 A Psalm of David. A song at the dedication of the temple. I will extol you, O Lord, for you have drawn me up and have not let my foes rejoice over me. 2 O Lord my God, I cried to you for help, and you have healed me. 3 O Lord, you have brought up my soul from Sheol; you restored me to life from among those who go down to the pit.* 4 Sing praises to the Lord, O you his saints, and give thanks to his holy name.* 5 For his anger is but for a moment, and his favor is for a lifetime.* Weeping may tarry for the night, but joy comes with the morning. 6 As for me, I said in my prosperity, “I shall never be moved.” 7 By your favor, O Lord, you made my mountain stand strong; you hid your face; I was dismayed. 8 To you, O Lord, I cry, and to the Lord I plead for mercy: 9 “What profit is there in my death,* if I go down to the pit?* Will the dust praise you? Will it tell of your faithfulness? 10 Hear, O Lord, and be merciful to me! O Lord, be my helper!” 11 You have turned for me my mourning into dancing; you have loosed my sackcloth and clothed me with gladness, 12 that my glory may sing your praise and not be silent. O Lord my God, I will give thanks to you forever!