Psalm 14 | Het Boek
1Een psalm van David voor de koordirigent. Een dwaas zegt bij zichzelf: ‘Er bestaat helemaal geen God.’ De mensen begaan de ergste misdaden. Niemand doet wat goed is.2Vanuit de hemel kijkt de HERE op de mensen neer. Hij zoekt of er nog één verstandig mens bij is, iemand die Hem zoekt.3Maar alle mensen zijn van Hem afgedwaald, met elkaar zijn zij het spoor bijster. Er is er zelfs niet één die doet wat goed is.4Weten zij het dan niet, al die zondaars, al die mensen die van anderen niets heel laten? Geen van hen zoekt de HERE.5Opeens krijgen zij de schrik te pakken, paniek overvalt hen: het blijkt dat God de zijnen terzijde staat.6Uiteindelijk kunnen zij tegen de arme mensen toch niet op, omdat de HERE hen beschermt.7Als Israël nu eens werd gered vanuit Jeruzalem! Dat zal ook gebeuren: wanneer eens de HERE het volk redt, zal Jakob juichen en heel Israël van vreugde zingen.
English Standard Version
The Fool Says, There Is No God
1To the choirmaster. Of David. The fool says in his heart, “There is no God.” They are corrupt, they do abominable deeds; there is none who does good.2The Lord looks down from heaven on the children of man, to see if there are any who understand,* who seek after God.3They have all turned aside; together they have become corrupt; there is none who does good, not even one.4Have they no knowledge, all the evildoers who eat up my people as they eat bread and do not call upon the Lord?5There they are in great terror, for God is with the generation of the righteous.6You would shame the plans of the poor, but* the Lord is his refuge.7Oh, that salvation for Israel would come out of Zion! When the Lord restores the fortunes of his people, let Jacob rejoice, let Israel be glad.
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.