1Maar uit de stronk van Isaï, de omgehakte boom van David, zal een scheut groeien, een nieuwe vrucht bloeit op uit zijn wortels.2En de Geest van de HERE zal op Hem rusten, de Geest van wijsheid en inzicht, van raad en kracht, de Geest van kennis en van ontzag voor de HERE.3Ontzag voor de HERE zal zijn lust en leven zijn. Hij zal niet rechtspreken op grond van wat aannemelijk lijkt of op grond van valse getuigenis of van horen zeggen.4De armen en verdrukten zal Hij verdedigen. Maar Hij treft de aarde met het zwaard van zijn mond en doodt de schuldigen met zijn adem,5want Hij zal bekleed zijn met rechtvaardigheid en trouw.6Dan zullen de wolf en het lam bij elkaar liggen en er zal vrede heersen tussen panter en geit. Kalveren en mestvee zullen veilig tussen de leeuwen kunnen lopen en een klein kind zal hen hoeden.7De koeien zullen tussen beren grazen, jonge beertjes zullen bij kalveren liggen en de leeuwen zullen net als de koeien gras eten.8Babyʼs zullen veilig tussen giftige slangen kruipen en een klein kind kan rustig zijn hand in een nest met giftige adders steken.9Op heel mijn heilige berg zal niemand schade aanrichten of iets vernietigen, want zoals het water de zee vult, zal de aarde vol zijn van de kennis van de HERE.10In die beslissende tijd zal een nakomeling van Isaï opstaan als een banier en over de volken regeren. Hun hoop zal op Hem gevestigd zijn, alle volken zullen naar Hem toekomen, want het land waar Hij woont, is een glorieuze plaats.11In die tijd zal de Here voor de tweede keer een restant van zijn volk terugbrengen naar het land Israël. Zij zullen komen vanuit Assur, Egypte, Patros, Ethiopië, Elam, Babel, Hamat en uit alle verafgelegen kustlanden.12Hij zal een banier voor hen oprichten tussen de volken waarheen ze zijn weggevoerd. Hij zal de verstrooide Israëlieten bijeenbrengen vanuit alle hoeken van de aarde.13Dan zal er ten slotte een einde komen aan de jaloezie tussen Israël en Juda, zij zullen elkaar niet langer bestrijden.14Samen zullen zij de volken in het oosten en het westen aanvallen. Zij zullen hun krachten bundelen om hen te vernietigen en zij zullen Edom, Moab en Ammon onderwerpen.15De HERE zal een pad door de Rode Zee droogleggen en zijn hand over de Eufraat bewegen en een machtige wind sturen die haar zal verdelen in zeven afzonderlijke beekjes die gemakkelijk kunnen worden overgestoken.16Hij zal een gebaande weg vanuit Assur maken voor het restant dat daar is overgebleven, net zoals Hij voor heel Israël deed toen het uit Egypte terugkeerde.
Český ekumenický překlad
— Proutek z pařezu Jišajova - Z rodu Davidova vzejde nový spravedlivý panovník, na němž spočine Hospodinův duch.
1 I vzejde proutek z pařezu Jišajova a výhonek z jeho kořenů vydá ovoce. 2 Na něm spočine duch Hospodinův: duch moudrosti a rozumnosti, duch rady a bohatýrské síly, duch poznání a bázně Hospodinovy. 3 Bázní Hospodinovou bude prodchnut. Nebude soudit podle toho, co vidí oči, nebude rozhodovat podle toho, co slyší uši, 4 nýbrž bude soudit nuzné spravedlivě, o pokorných v zemi bude rozhodovat podle práva. Žezlem svých úst bude bít zemi, dechem svých rtů usmrtí svévolníka. 5 Jeho bedra budou opásána spravedlností a jeho boky přepásá věrnost.
— Svornost v přírodě i mezi lidmi - Bude obnoven rajský soulad mezi vším stvořením. Pronárody samy přivedou pozůstalý Hospodinův lid, který žije mezi nimi v rozptýlení.
6 Vlk bude pobývat s beránkem, levhart s kůzletem odpočívat. Tele a lvíče i žírný dobytek budou spolu a malý hoch je bude vodit. 7 Kráva se bude popásat s medvědicí, jejich mláďata budou odpočívat spolu, lev jako dobytče bude žrát slámu. 8 Kojenec si bude hrát nad děrou zmije, bazilišku do doupěte sáhne ručkou odstavené dítě. 9 Nikdo už nebude páchat zlo a šířit zkázu na celé mé svaté hoře, neboť zemi naplní poznání Hospodina, jako vody pokrývají moře. 10 V onen den budou pronárody vyhledávat kořen Jišajův, vztyčený jako korouhev národům, a místo jeho odpočinutí bude slavné. 11 V onen den ještě podruhé vztáhne Panovník ruku, aby získal pozůstatek svého lidu, který zůstal v Asýrii, Egyptě, Patrósu, Kúši, Élamu, Šineáru, Chamátu a na ostrovech mořských. 12 Povznese korouhev k pronárodům a posbírá rozehnané z Izraele a rozptýlené Judejce shromáždí ze čtyř stran země. 13 Ustane žárlivost Efrajimova, budou vyhlazeni Judovi protivníci, Efrajim nebude žárlit na Judu a Juda nebude osočovat Efrajima, 14 nýbrž společně se vrhnou na úbočí Pelištejců k moři, i syny východu oloupí spolu, vztáhnou svoji ruku na Edóm a Moáb, poslouchat je budou i synové Amónovi. 15 Klatbou stihne Hospodin záliv Egyptského moře, zamává rukou proti Řece v prudkém větru, rozštěpí ji v sedm ramen, takže ji bude možno přejít v opáncích. 16 Tak vznikne silnice pro pozůstatek jeho lidu, jenž zůstal v Asýrii, jako tomu bylo v den, kdy Izrael vystupoval z egyptské země.
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.