1‘De mensen van Juda zondigen alsof het een bevel is, alsof het kwaad een wet is die met een diamanten stift in hun stenen harten en op hun altaren is gegraveerd.2Zoals zij aan hun kinderen denken, denken zij aan hun altaren. Zij aanbidden afgoden onder elke boom, hoog op de heuvels en in het vlakke laagland. Daarom geef Ik al uw rijkdommen en voorraden aan uw vijanden, als een prijs die u moet betalen voor al uw zonden.4De prachtige erfenis die Ik u heb gegeven, zult u weer moeten afstaan. Ik zal u als slaven wegsturen naar vijanden in verre, onbekende landen. Want u hebt het vuur van mijn toorn aangestoken en dat zal voor altijd blijven branden.’5De HERE zegt: ‘Vervloekt is de man die zijn vertrouwen stelt op sterfelijke mensen en zijn hart van God afkeert.6Hij lijkt op een kale struik in de woestijn, zonder enige hoop voor de toekomst, hij staat op zoute grond in een barre wildernis waar geen mens woont.7Maar gelukkig is de man die op de HERE vertrouwt en al zijn geloof en hoop op Hem richt.8Hij lijkt op een boom die aan een rivier staat, een boom die geen last heeft van de hitte en niet lijdt onder maandenlange droogte. Zijn bladeren blijven groen en hij blijft vrucht dragen.9Het hart is het meest bedrieglijke ding dat bestaat. Het is door en door slecht. Niemand kan ooit precies weten hoe slecht het is!10Behalve Ik, de HERE! Ik doorgrond alle harten en toets de meest verborgen gedachten, om zo ieder mens het loon te geven dat hij verdient, afhankelijk van zijn daden en levenswijze.11Als een patrijs die eieren uitbroedt die zij niet zelf heeft gelegd, zo is de man die op oneerlijke manier rijk wordt. Vroeg of laat zal hij zijn rijkdom verliezen en zijn dood tegemoet gaan als een arme, oude dwaas.’12Maar onze toevlucht is uw troon, eeuwig en hoogverheven in heerlijkheid.13O HERE, hoop van Israël, allen die zich van U afkeren, zullen voor schut gezet worden. Zij zijn tot verdwijnen gedoemd zoals letters geschreven in het zand, want zij hebben de HERE, de fontein van levend water, verlaten.14HERE, alleen U kunt mij genezen, alleen U kunt mij redden en mijn lofprijzingen zijn voor U alleen.15De mensen zeggen spottend tegen mij: ‘Wat zijn dat voor woorden van de HERE, waarover u het steeds maar hebt? Als die dreigementen van u werkelijk van God afkomstig zijn, waarom komen ze dan niet uit?’16Ik heb niet verzuimd hun herder te zijn. U weet dat ik niet verlangd heb naar de dag van het oordeel. U weet wat ik gezegd heb, U kent al mijn woorden.17HERE, U wilt mij toch niet afschrikken? U bent toch mijn toevlucht wanneer ze mij in het nauw drijven?18Breng verwarring en moeilijkheden over allen die mij vervolgen, maar geef mij vrede. Ja, breng een dubbele vernietiging over hen!19Toen zei de HERE tegen mij: ‘Ga bij de poorten van Jeruzalem staan, het eerst bij die waardoor de koning naar buiten gaat en dan bij elk van de andere poorten.20Zeg tegen ieder die langskomt: luister naar het woord van de HERE, koningen van Juda en inwoners van dit land en van de stad Jeruzalem.’21De HERE zegt: ‘Luister naar deze waarschuwingen, zodat u in leven zult blijven. Werk niet op de sabbat, maar maak er een heilige dag van. Ik gaf uw voorouders dit gebod,23maar zij weigerden te luisteren en te gehoorzamen. Koppig weigerden zij er aandacht aan te besteden. Zij wilden niet worden onderwezen.24Maar als u Mij gehoorzaamt en weigert op de sabbat vracht te vervoeren door de poorten van deze stad en de sabbat in ere houdt als speciale, heilige dag,25dan zal dit volk tot in eeuwigheid blijven bestaan. Onafgebroken zullen afstammelingen van David op de troon in Jeruzalem zitten en door deze poorten in- en uitgaan. Altijd zullen er koningen en prinsen met pracht en praal onder uw mensen rondrijden en deze stad zal voor altijd blijven bestaan.26Uit de wijde omgeving van Jeruzalem, uit de steden van Juda en Benjamin, vanuit het heuvelland, de Negev en de laagvlakten ten westen van Juda, zullen de mensen met hun brandoffers, vredeoffers, graanoffers en reukwerk hier naartoe komen om de HERE in zijn tempel te prijzen.27Maar als u niet naar Mij luistert en weigert de sabbat heilig te houden en—net als op de andere dagen—ladingen koopwaar door deze poorten van Jeruzalem blijft brengen, dan zal Ik deze poorten in brand zetten. Het vuur zal zich uitbreiden tot aan de paleizen en die totaal verwoesten, en niemand zal het blussen.’
Český ekumenický překlad
— Doufat v Boha, ne v člověka - Zatvrzelost Judejců. Kdo spoléhají na Boha, jsou požehnaní. Osobní Jeremjášovo vyznání víry v Boha.
1 Judův hřích je zapsán železným rydlem, je vyryt diamantovým hrotem na tabulku jejich srdcí, na rohy vašich oltářů. 2 I jejich synové si připomínají jejich oltáře a posvátné kůly u zelených stromů na vysokých pahorcích. 3 „Horo má v poli, vydám v plen tvé zboží, všechny tvé poklady, tvá posvátná návrší pro hřích páchaný po celém tvém území. 4 Budeš muset uvolnit své dědictví, které jsem ti dal. Dám tě tvým nepřátelům do otroctví v zemi, kterou neznáš. Zanítili jste oheň mého hněvu, navěky bude hořet.“ 5 Toto praví Hospodin: „Proklet buď muž, který doufá v člověka, opírá se o pouhé tělo a srdcem se odvrací od Hospodina. 6 Bude jako jalovec v pustině, který neokusí přicházející dobro. Bude přebývat ve vyprahlém kraji, v poušti, v zemi solných plání, kde nelze bydlet. 7 Požehnán buď muž, který doufá v Hospodina, který důvěřuje Hospodinu. 8 Bude jako strom zasazený u vody; své kořeny zapustil u vodního toku, nezakusí přicházející žár. Jeho listí je zelené, v roce sucha se ničeho neobává, nepřestává nést plody.“ 9 „Nejúskočnější ze všeho je srdce a nevyléčitelné. Kdopak je zná? 10 Já Hospodin zpytuji srdce a zkoumám ledví, já každému splatím podle jeho cesty, podle ovoce jeho skutků.“ 11 Koroptev sedí na vejcích, ale mladé nevyvede. Tak ten, kdo nabude bohatství nespravedlivě, v půlce života je opustí a skončí jako bloud. 12 Trůne slávy, od počátku vyvýšený, místo naší svatyně, 13 naděje Izraele, Hospodine, všichni, kdo tě opouštějí, propadnou hanbě. Ti, kdo se ode mne odvracejí, jsou zapsáni v zemi stínů, protože opustili zdroj živých vod, Hospodina. 14 Uzdrav mě, Hospodine, a budu zdráv, spas mě a budu spasen, neboť ty jsi můj chvalozpěv. 15 Hle, oni mi říkají: „Kde je Hospodinovo slovo? Ať se přece splní!“ 16 Nedral jsem se o to být tvým pastýřem, netoužil jsem po dnu zkázy. Ty víš, co vyšlo z mých rtů; je to přímo před tebou. 17 Nebuď mi tím, kdo děsí. Tys mé útočiště ve zlý den. 18 Ať propadnou hanbě ti, kdo mě pronásledují, a já ať se hanbit nemusím. Ať oni jsou zděšeni, a já ať zděšen nejsem. Uveď na ně zlý den a dvojnásob těžkou ranou je rozdrť!
— Světit den odpočinku - Prorok vyzývá lid k plnění Božích požadavků týkajících se dne odpočinku.
19 Toto mi praví Hospodin: „Jdi a postav se v bráně synů mého lidu, jíž vcházejí a vycházejí judští králové, a ve všech jeruzalémských branách.20 Řekni jim: Judští králové, celé Judsko a všichni obyvatelé Jeruzaléma, kteří vcházíte těmito branami, slyšte slovo Hospodinovo: 21 Toto praví Hospodin: Bedlivě dbejte, abyste nenosili břemena v den odpočinku a nepřinášeli je do jeruzalémských bran.22 Nevynášejte břemena ze svých domů v den odpočinku a nevykonávejte žádnou práci, ale ať je vám den odpočinku svatý, jak jsem přikázal vašim otcům.23 Ale neposlechli a ucho nenaklonili, nýbrž zůstali tvrdošíjní, neslyšeli a nepřijali napomenutí.24 Budete-li mě opravdu poslouchat, je výrok Hospodinův, a v den odpočinku nebudete přinášet břemena do bran tohoto města, ale bude vám den odpočinku svatý a nebudete v něm konat žádnou práci,25 budou vcházet branami tohoto města králové a velmožové, kteří dosednou na Davidův trůn, budou jezdit na voze a na koních, oni i jejich velmožové, muži judští a obyvatelé Jeruzaléma, a toto město bude trvat navěky.26 Z judských měst a z okolí Jeruzaléma, ze země Benjamínovy, z Přímořské nížiny, z pohoří, z Negebu přijdou a přinesou do Hospodinova domu oběť zápalnou, obětní hod i oběť přídavnou a kadidlo, přinesou i oběť děkovnou.27 Nebudete-li mě poslouchat a den odpočinku vám nebude svatý, ale budete-li v den odpočinku nosit břemena a vcházet s nimi do jeruzalémských bran, zanítím v jeho branách oheň a ten pozře jeruzalémské paláce a neuhasne.“
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.