Psalm 41 | Het Boek La Biblia Textual

Psalm 41 | Het Boek
1 Een psalm van David voor de koordirigent. 2 Gelukkig is wie voor de zwakken zorgt. Als hemzelf eens onheil treft, zal de HERE hem helpen. 3 De HERE zal hem beschermen en in leven laten. Anderen zullen hem prijzen. Zijn vijanden krijgen hem er niet onder. 4 Als hij ziek wordt, zal de HERE hem steunen. Tijdens zijn ziekte zal Hij zijn toestand verbeteren. 5 Ik zei: ‘HERE, geef mij uw genade. Genees mij, want ik ben U niet gehoorzaam geweest.’ 6 Mijn tegenstanders roddelen over mij en zeggen: ‘Wanneer denk je dat hij sterft? Eindelijk is hij dan verdwenen.’ 7 Wanneer iemand mij opzoekt, spreekt hij met gladde tong. In zijn hart haat hij mij en zodra hij weer weg is, vertelt hij links en rechts leugens. 8 Zij die mij haten, steken hun hoofden bij elkaar en fluisteren over mij: 9 ‘Heb je het al gehoord? Hij heeft een dodelijke ziekte. Hij zal nooit meer van zijn ziekbed afkomen.’ 10 Zelfs mijn beste vriend, die ik volledig vertrouwde en die regelmatig bij mij at, heeft zich tegen mij gekeerd. 11 HERE, wilt U mij genade schenken en mij beter maken? Dan zal ik het hun vergelden! 12 Wanneer mijn tegenstander geen plezier meer over mij heeft, is dat voor mij de bevestiging dat U met liefde voor mij zorgt, 13 en dat U mij kracht geeft, omdat ik niet tegen U gezondigd heb, en dat U mij voor altijd dicht bij U laat wonen. 14 Geprezen zij de HERE, de God van Israël! Tot in alle eeuwigheid. Amen.

Het Boek TM Copyright © 1979, 1988, 1998, 2007 by Biblica, Inc. Used with permission. All rights reserved worldwide. “Biblica”, “International Bible Society” and the Biblica Logo are trademarks registered in the United States Patent and Trademark Office by Biblica, Inc. Used with permission.

La Biblia Textual

Al director del coro. Salmo de David.

1 ¡Oh las bienaventuranzas de aquel que se preocupa por el pobre! En el día malo lo librará YHVH. 2 YHVH lo guardará y le dará vida; Será dichoso en la tierra, Y no lo entregará a la voluntad de sus enemigos. 3 YHVH lo sustentará en su lecho de dolor: En su enfermedad mullirás bien su cama. 4 Dije yo: Oh YHVH, ten misericordia de mí; Sana mi alma, porque contra ti he pecado. 5 Mis enemigos dicen mal de mí: ¿Cuándo morirá y perecerá su nombre? 6 Y si alguno viene a verme, habla mentira, Su corazón recoge malas noticias, Y saliendo afuera, las divulga. 7 Todos los que me aborrecen murmuran reunidos contra mí; Maquinan el mal contra mí, diciendo: 8 Cosa diabólica se ha apoderado en él; Ahora que cayó en cama, no volverá a levantarse. 9 Aun el hombre de mi paz, en quien yo confiaba, que comía de mi pan, Levantó contra mí su calcañar. 10 Pero Tú, oh YHVH, ten misericordia de mí; Haz que me levante, y les daré su merecido. 11 En esto conoceré que te complaces en mí: En que mi enemigo no triunfe sobre mí. 12 En cuanto a mí, en mi integridad me has sustentado, Y me afirmarás en tu presencia para siempre. 13 ¡Bendito sea YHVH el Dios de Israel, Desde la eternidad y hasta la eternidad! ¡Amén y amén!