1Op een sabbat ging Hij bij een vooraanstaande Farizeeër thuis eten.2Zij hielden Hem daar goed in het oog, want er was iemand bij Hem komen staan die last van waterzucht had.3Jezus vroeg aan de Farizeeën en bijbelgeleerden in dat huis: ‘Mag men volgens de wet van Mozes iemand op de sabbat genezen of niet?’4Zij zwegen in alle talen. Jezus nam de zieke man bij de hand, genas hem en liet hem gaan.5Daarna keek Hij hen weer aan en zei: ‘Als uw zoon op een sabbat in een put valt, haalt u hem er toch ook uit? En een koe laat u er ook niet in liggen.’6Ze wisten niet wat ze moesten antwoorden.7Het was Hem opgevallen dat de gasten allemaal op de beste plaatsen wilden zitten. Daarom gaf Hij hun deze raad:8‘Als iemand u uitnodigt op een bruiloft, ga dan niet op de beste plaats zitten. Stelt u zich voor dat de gastheer iemand heeft uitgenodigd die belangrijker is dan u.9Dan zal hij naar u toekomen en vragen: “Wilt u alstublieft plaats maken voor deze gast?” Dan staat u voor schut en moet u genoegen nemen met een plaatsje dat nog over is.10U kunt het beste de minste plaats uitzoeken. Misschien zegt de gastheer dan wel: “Vriend, u kunt deze plaats nemen. Die is veel beter.”11Dan maakt u voor al de andere gasten een goede beurt. Want ieder die zichzelf meer eer geeft dan hem toekomt, zal worden vernederd. En wie zichzelf heel gewoon vindt, zal eer ontvangen.’12Jezus zei tegen zijn gastheer: ‘Wanneer u mensen uitnodigt bij u thuis te komen eten, vraag dan niet uw vrienden, broers, familieleden of rijke buren. Want die kunnen u op hun beurt ook weer uitnodigen.13Nodig in plaats daarvan de armen, kreupelen, lammen en blinden uit.14Die mensen kunnen u niets teruggeven. Daarom zal God u belonen als de rechtvaardigen weer levend worden.’15Iemand bij Jezus aan tafel hoorde dit en zei: ‘Wat moet het heerlijk zijn in het Koninkrijk van God te komen!’16Jezus antwoordde: ‘Iemand organiseerde een groot feest en nodigde vele mensen uit.17Toen alles klaar was, stuurde hij zijn knecht bij hen langs om te zeggen dat ze konden komen.18Maar zij hadden allemaal een excuus om niet te komen. De een zei dat hij een stuk land had gekocht en daar nodig moest gaan kijken. Hij verontschuldigde zich dat hij niet kon komen.19De ander zei dat hij net vijf paar ossen had gekocht en die zou gaan keuren.20Ook hij kon niet komen. Weer een ander was pas getrouwd en daarom verhinderd.21De knecht ging terug en vertelde het allemaal aan zijn heer. Die was hevig verontwaardigd. Hij gaf de knecht opdracht vlug naar de achterbuurten van de stad te gaan om de armen, kreupelen, lammen en blinden uit te nodigen.22Maar toen die er waren, bleek er nog plaats over te zijn.23“Goed,” zei de heer. “Ga de stad uit. Ga de wegen en de paden op en zoek nog meer mensen. Doe je uiterste best ze hierheen te brengen.24Want mijn huis moet vol worden. En die ik eerst had uitgenodigd, krijgen niets van alles wat ik had klaarstaan.” ’
Een leerling van Jezus
25Er kwamen heel veel mensen naar Jezus toe. Op een gegeven ogenblik draaide Hij Zich om en zei:26‘Wie bij Mij wil horen, moet meer van Mij houden dan van zijn vader, moeder, vrouw, kinderen, broers en zusters. Ik moet hem zelfs meer waard zijn dan zijn eigen leven.27Anders kan hij mijn leerling niet zijn. Niemand kan mijn leerling zijn als hij niet zijn kruis draagt en Mij volgt.28Maar begin er niet aan als u niet eerst hebt berekend wat het u gaat kosten. Want wie laat nu een toren bouwen zonder eerst prijsopgave te vragen? Hij moet weten of hij genoeg geld heeft om alle rekeningen te betalen.29Anders komt hij misschien niet verder dan de fundering. Iedereen zou lachen en zeggen:30“Heb je dat gezien? Die man begon te bouwen en moest halverwege ophouden, omdat hij niet genoeg geld had!”31En welke koning zal het in zijn hoofd halen tegen een andere koning oorlog te voeren zonder eerst de legers te hebben vergeleken? Hij zal eerst nagaan of zijn leger van tienduizend man in staat zal zijn het vijandelijke leger van twintigduizend man te verslaan.32Als hij ziet dat hij geen kans maakt, zal hij de vijand, zolang die nog ver weg is, een delegatie tegemoet sturen om over vrede te onderhandelen.33Daarom kunt u, als u geen afstand kunt doen van al uw bezit, nooit mijn leerling worden.34Zout is goed. Maar als het zijn kracht verliest, hoe moet je het dan smaak geven?35Zulk zout is waardeloos. U kunt het niet meer gebruiken, zelfs niet als mest. Het is alleen nog geschikt om weggegooid te worden. Onthoud dit goed.’
La Biblia Textual
Sanidad en el sábado
1Aconteció que al entrar en casa de uno de los principales de los fariseos en un día de sábado, a comer pan, ellos lo observaban disimuladamente.2Y he aquí un hombre hidrópico estaba delante de Él.3Tomando Jesús la palabra, habló a los doctores de la ley y a los fariseos, diciendo: ¿Es lícito sanar en sábado o no?4Pero ellos callaron. Y agarrándolo, lo sanó y lo despidió,5y les dijo: ¿A quién de vosotros se le cae en un pozo una oveja o un buey y no lo saca prontamente aun en día de sábado?6Y no podían replicar a estas cosas.
Los puestos de honor
7Viendo cómo escogían los primeros reclinatorios, propuso una parábola a los convidados, diciéndoles:8Cuando seas invitado por alguien a unas bodas, no te reclines en el primer puesto, no sea que otro más honorable que tú haya sido invitado por él,9y llegando el que te invitó a ti y a él, te diga: Da lugar a éste; y entonces, con vergüenza, comiences a ocupar el último lugar.10Cuando seas invitado pues, ve y reclínate en el último lugar; para que cuando llegue el que te invitó, te diga: Amigo, muévete a un puesto mejor. Entonces tendrás gloria delante de todos los que están reclinados juntamente contigo.11Porque todo el que se enaltece, será humillado, y el que se humilla, será enaltecido.
A quién invitar
12Decía también al que lo había invitado: Cuando hagas una comida o una cena, no llames a tus amigos, ni a tus hermanos, ni a tus familiares, ni a vecinos ricos, no sea que también ellos te inviten a su vez, y seas recompensado.13Sino que, cuando hagas un banquete, invita a los pobres, a los mancos, a los cojos, a los ciegos,14y serás bienaventurado, pues no te pueden retribuir, pero te será recompensado en la resurrección de los justos.
La gran cena
15Oyendo estas cosas, uno de los que estaban juntamente reclinados a la mesa, le dijo: Bienaventurado todo el que coma pan en el reino de Dios.16Él entonces le dijo: Cierto hombre preparaba una gran cena e invitó a muchos.17Y a la hora de la cena envió a su siervo a decir a los invitados: ¡Venid, que ya está preparado!18Pero todos por igual comenzaron a excusarse. El primero le dijo: Compré un campo y necesito salir a verlo, te ruego me disculpes.19Otro dijo: He comprado cinco yuntas de bueyes y voy a probarlas, te ruego me disculpes.20Y otro dijo: Me casé, por tanto no puedo ir.21Y presentándose el siervo, informó estas cosas a su señor. Entonces enojado, el amo de casa dijo a su siervo: ¡Sal pronto por las plazas y calles de la ciudad y mete acá a los pobres, y a los mancos, y a los ciegos, y a los cojos!22Luego dijo el siervo: Señor, se ha hecho como ordenaste y aún hay lugar.23Y el señor dijo al siervo: Ve por los caminos y senderos, y constríñelos a entrar, para que se llene mi casa.24Porque os digo que ninguno de aquellos hombres que habían sido invitados probará mi cena.
El precio del discipulado
25Caminaban con Él grandes multitudes, y volviéndose, les dijo:26Si alguno viene a mí, y no aborrece a su padre y a la madre, y a la mujer y a los hijos, y a los hermanos y a las hermanas, y aun también a su vida, no puede ser mi discípulo.27Cualquiera que no carga su cruz y viene en pos de mí, no puede ser mi discípulo.28Porque ¿quién de vosotros, queriendo edificar una torre, no se sienta primero y calcula el costo, para ver si tiene con qué terminarla?29No sea que habiendo puesto el cimiento, no pueda terminarla, y todos los que lo vean comiencen a hacer burla de él,30diciendo: Este hombre comenzó a edificar, pero no pudo terminar.31¿O qué rey que marcha a hacer guerra contra otro rey, no se sienta primero a deliberar si puede hacer frente con diez mil al que viene contra él con veinte mil?32Y si no, estando todavía lejos de él, envía una embajada y solicita condiciones de paz.33Así pues, cualquiera de vosotros que no renuncia a todas sus posesiones no puede ser mi discípulo.
Eficacia de la sal
34Buena es la sal, mas si la sal se vuelve insípida, ¿con qué será sazonada?35Ni para la tierra ni para abono es útil, y la echan fuera. El que tiene oídos para oír, oiga.
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.