1Wee u, verrader. Alles om u heen hebt u verwoest, maar niet uzelf. U verwacht van anderen dat zij hun beloften aan u houden, terwijl u hen wel bedriegt! Maar nu zult ook u worden bedrogen en verwoest.2Maar wilt U, HERE, ons genadig zijn, want wij hebben onze hoop op U gevestigd. Wees elke dag onze sterkte en onze redding in moeilijke tijden.3De vijand slaat op de vlucht als hij uw stem hoort. Als U opstaat, vluchten de volken.4Zoals sprinkhanen de velden en wijngaarden afstropen, zo zal Jeruzalem het verslagen leger afstropen!5De HERE is zeer machtig en woont hoog in de hemel. Hij geeft Jeruzalem gerechtigheid, goedheid en rechtvaardigheid.6Een overvloed van heil ligt in een veilige plaats voor Juda opgeslagen, samen met wijsheid, kennis en ontzag voor God.7Uw gezanten huilen van bittere teleurstelling, want de vredesregeling is verworpen.8Uw wegen zijn verlaten en er zijn geen reizigers meer. Het vredesverdrag is verbroken en zij bekommeren zich niet om de beloften die zij in het bijzijn van getuigen hebben gedaan, zij hebben voor niemand respect.9Het hele land Israël is in grote nood, de Libanon is verwoest, de Saron is een wildernis geworden, Basan en de Karmel zijn leeggeplunderd.10Maar de HERE zegt: ‘Ik zal opstaan en mijn kracht en glorie laten zien.11U, Assyriërs, zult niets bereiken met al uw inspanningen. Uw adem is een vuur dat uzelf zal verteren.12Uw legers zullen tot kalk worden verbrand, als dorens die worden afgesneden en op het vuur gegooid.13Luister naar wat Ik heb gedaan, of u ver weg of dichtbij woont, erken mijn macht!14De zondaars onder mijn volk beven van angst. “Wie van ons,” schreeuwen zij, “kan leven in de nabijheid van dit allesverterende, eeuwige vuur?” ’15Ik zal u vertellen wie hier kan leven: allen die eerlijk en rechtvaardig zijn, die geen winst willen maken door bedrog, die zich niet laten omkopen, die weigeren te luisteren naar hen die moorden beramen en die het kwaad niet kunnen aanzien.16Dergelijke mensen zullen worden verhoogd. De rotsen van de bergen zullen hun veilige schuilplaats zijn, zij zullen voedsel krijgen en water naar behoefte.17Uw ogen zullen de koning zien in al zijn glorie en zijn uitgestrekte land aanschouwen.18U zult terugdenken aan die tijd van onderdrukking, toen de Assyrische aanvoerders buiten uw muren de torens telden en schatten hoeveel de gevallen stad hun zou opleveren.19Maar zij zullen binnenkort allemaal weg zijn. Deze harde, gewelddadige mensen met hun onverstaanbare taal zullen verdwijnen.20In plaats daarvan zult u een vreedzaam Jeruzalem zien, een plaats waar God wordt aanbeden, een rustige en veilige stad, als een tent die stevig vaststaat.21Daar zal de HERE ons zijn macht tonen en daar stromen brede rivieren waarop geen vijandelijke schepen te zien zijn.22Want de HERE is onze rechter, onze wetgever en koning. Hij zal ons redden.23De zeilen van de vijand flapperen tegen gebroken masten en kunnen niet meer strak worden gespannen. Hun buit zal worden verdeeld onder het volk van God, zelfs de verlamden zullen hun aandeel krijgen.24Het volk van Israël zal niet langer zeggen: ‘Wij zijn ziek en hulpeloos,’ want de HERE zal zijn volk de zonden vergeven en het zegenen.
La Biblia Textual
Promesas y exhortaciones
1¡Ay de ti, devastador, nunca devastado, traidor, nunca traicionado! Cuando acabes de devastar, serás devastado, Cuando acabes de traicionar, serás traicionado.2¡Oh YHVH, ten misericordia de nosotros! ¡En ti esperamos! ¡Sé nuestro brazo cada mañana, y nuestra salvación en el peligro!3A tu voz atronadora se desbandaron los pueblos, Al levantarte Tú se dispersaron las naciones,4Y se recogía el botín como se recoge el saltamonte, Se abalanzan a él como avalancha de langostas.5Excelso es YHVH, porque mora en lo alto, Él ha llenado a Sión de equidad y justicia.6La fidelidad será su adorno, la sabiduría y el conocimiento Serán su provisión salvadora, y el temor de YHVH será su tesoro.7¡Oíd! Los heraldos claman en las calles, Los mensajeros de paz lloran amargamente.8Las calzadas están desiertas, los caminantes han cesado. Ha anulado el pacto, Desprecia las ciudades, No tuvo en cuenta a hombre alguno.9La tierra está de luto y desfallece, El Líbano está avergonzado y languidece, Sarón se ha tornado un desierto, El Basán y el Carmelo sacuden el follaje.10Ahora me levantaré, dice YHVH, Ahora me exaltaré, Ahora seré engrandecido.11Habéis concebido hojarasca, pariréis paja, Y vuestro propio resoplido prenderá un fuego que os devorará.12Los pueblos serán como combustiones de cal, Como espinos cortados que arden en el fuego.13Los de lejos oyeron lo que hice, Los de cerca conocieron mi fuerza:14Aterrados están los pecadores en Sión, El temblor se apoderó de los impíos. ¿Quién de nosotros podrá habitar en el fuego consumidor? ¿Quién de nosotros podrá habitar en las ascuas eternas?15El que anda en justicia y habla rectitudes, Que rehúsa con desprecio el lucro de opresiones, Que sacude su mano para rechazar el soborno, Que tapa su oído a propuestas sanguinarias, Que cierra sus ojos para no ver el mal:16Ése morará en las alturas, Picachos rocosos serán su refugio, Se le dará su pan, Y sus aguas estarán seguras.17Al Rey en su esplendor contemplarán tus ojos, Verán una tierra de grandes extensiones.18Tu corazón reflexionará acerca del horror pasado, Y dirá: ¿Dónde está el escriba? ¿Dónde está el que pesaba el tributo? ¿Dónde está el que inspeccionaba las torres?19Ya no verás más a aquel pueblo fiero, Aquel pueblo de lengua oscura que no se entiende, Que pronuncia un lenguaje incomprensible.20Contempla a Sión, ciudad de nuestras solemnidades; Tus ojos verán a Jerusalem, Morada tranquila, tienda permanente, Cuyas estacas nunca se arrancarán, Cuyas cuerdas no se soltarán.21Que allí YHVH es nuestro capitán, En un lugar de anchurosos ríos y corrientes, Donde no surcarán galeras de remos Ni los cruzará la nave capitana, Pues sus jarcias, aflojadas, No podrán sujetar el mástil ni desplegar las velas.22Porque YHVH es nuestro Juez, YHVH es nuestro Legislador, YHVH es nuestro Rey, Él mismo nos salvará.23Entonces el ciego repartirá copioso botín, Y aun los cojos se darán al saqueo,24Y ningún habitante dirá: Estoy enfermo; Pues al pueblo que allí habita le habrá sido perdonada su culpa.
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.