1Aquel día YHVH visitará con su espada, grande, templada y poderosa, Al Leviatán, serpiente huidiza, Al Leviatán, serpiente tortuosa, Y matará al dragón del mar.2Aquel día entonaréis el cántico de la viña deleitosa.3Yo, YHVH, soy su guardián, La riego en todo momento Para que nadie la dañe, La guardo noche y día.4No hay indignación en mí; Si me diera espinos y cardos, Me lanzaría sobre ella para quemarlos todos;5Si se acoge a mi amparo, Hará las paces conmigo, Sí, las paces hará conmigo.6En días por venir Jacob echará raíces, Israel florecerá y echará renuevos, Y sus frutos llenarán la faz del mundo.7¿Lo hirió como hirió al que lo hirió? ¿Lo mató como mató a los que lo mataron?8Antes, al enviarla lejos, contendiste con ella con moderación; Con su viento recio la apartó en día de solano.9Con esto se expiará la transgresión de Jacob; Y éste será el fruto de alejar su pecado: Dejar las piedras de los altares Como piedra caliza triturada, Y no dejar en pie aseras ni estelas.10La ciudad fortificada está solitaria, Sus moradas abandonadas, Dejada como un desierto. Allí pastan los novillos, Allí caen y se secan sus sarmientos.11Secándose las ramas, se quiebran; Vienen mujeres y las hacen arder. Porque es un pueblo insensato, Su Hacedor no se apiada, Su Creador no lo compadece.12Aquel día trillará YHVH las espigas, desde el Gran Río hasta el Torrente de Egipto, Pero vosotros, hijos de Israel, seréis espigados uno a uno.13Aquel día resonará fuertemente el shofar, Y vendrán los dispersos de Asiria y los desterrados de Egipto, Y se postrarán ante YHVH en el Monte Santo, en Jerusalem.
Het Boek
Israël komt tot bloei
1Op die dag zal de HERE zijn vreselijke, flitsende zwaard nemen en Leviatan, het snel bewegende reptiel, de kronkelende slang, de draak van de zee, doden.2Laat op die dag van Israëls vrijheid dit lied worden gezongen:3Israël is mijn wijngaard, Ik, de HERE, zal de mooie druiventrossen verzorgen en opkweken, elke dag zal Ik ze water geven en dag en nacht zal Ik de wacht houden tegen alle vijanden.4Mijn toorn tegen Israël is verdwenen. Als Ik dorens en distels vind die haar lastigvallen, zal Ik ze verbranden,5tenzij deze vijanden vrede met Mij sluiten en mijn bescherming zoeken.6Er zal een tijd komen dat Israël wortel schiet, uitbot en bloeit en de hele wereld met haar vruchten vult!7Heeft God Israël net zo zwaar gestraft als Hij haar vijanden strafte? Nee, want Hij heeft haar vijanden vernietigd, terwijl Hij Israël slechts licht strafte door haar ver van het eigen land in ballingschap te sturen, als werd zij weggeblazen als kaf door een storm.9En waarom deed God dat? Om haar zonden te verzoenen en haar te ontdoen van haar afgodenaltaren en afgoden.10De ommuurde steden zullen stil en verlaten zijn, de huizen verwaarloosd. Er zal gras in de straten groeien en koeien zullen in de stad grazen en de twijgen en takken afbreken.11Mijn volk is als de dode takken van een boom die worden afgebroken en onder etenspotten worden opgestookt. Deze mensen vormen een onverstandige natie, een dom volk, want zij keren zich van God af. Daarom zal Hij die hen maakte, geen medelijden hebben en hun niet genadig zijn.12Toch zal er een tijd komen dat de HERE hen één voor één bij elkaar zoekt als met de hand uitgezocht koren. Hij zal hen overal vandaan opnemen van zijn grote dorsvloer die tussen de Eufraat en de Egyptische grens ligt.13Op die dag zal er op de grote trompet worden geblazen en zij die naar Assur of Egypte verbannen waren, zullen gered worden en naar Jeruzalem terugkeren om de HERE op zijn heilige berg te aanbidden.
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.