1Twee dagen later was er een bruiloft in het dorp Kana in Galilea. Jezusʼ moeder was er,2en ook Jezus en zijn leerlingen waren uitgenodigd.3Op zeker ogenblik raakte de wijn op. Jezusʼ moeder hoorde het en ging het Hem vertellen.4‘Laat Mij met rust,’ antwoordde Hij. ‘Het is mijn tijd nog niet.’5Zijn moeder zei tegen de bedienden: ‘Doe wat Hij u zegt.’6Er stonden zes grote aarden kruiken, elk met een inhoud van zoʼn honderd liter. Die werden bij bepaalde gelegenheden met water gevuld, zodat men zich volgens de Joodse voorschriften kon wassen.7Jezus zei tegen de bedienden: ‘Vul al die kruiken met water.’8Toen zij dat gedaan hadden, zei Hij: ‘Schep er nu wat uit en laat de ceremoniemeester ervan proeven.’ Zij gaven ervan aan de ceremoniemeester,9die niet wist wat er gebeurd was. Hij proefde van het water dat wijn was geworden en riep de bruidegom.10Hij zei tegen hem: ‘Wat een lekkere wijn! Hoe is het mogelijk! Iedereen schenkt eerst de goede wijn en als de mensen dronken beginnen te worden, pas de minder goede. Maar u hebt de beste wijn voor het laatst bewaard.’11Zo liet Jezus in Kana in Galilea voor het eerst zien wie Hij was. Daar toonde Hij zijn grootheid en zijn leerlingen geloofden in Hem.12Hierna ging Hij met zijn moeder, broers en leerlingen naar Kafarnaüm, maar zij bleven daar niet lang.
Jezus bezoekt de tempel
13Weldra zou Pesach, het Joodse Paasfeest, beginnen. Daarom vertrok Jezus naar Jeruzalem.14Op het tempelplein zag Hij handelaars die runderen, schapen en duiven verkochten en geldwisselaars die achter hun tafeltjes zaten.15Hij knoopte een paar stukken touw aan elkaar en joeg hen daarmee met hun dieren de tempel uit. Het geld van de wisselaars gooide Hij op de grond en hun tafeltjes gooide Hij omver.16Tegen de duivenverkopers zei Hij: ‘Eruit! Het huis van mijn Vader is geen markt!’17Dit herinnerde de leerlingen eraan dat er geschreven staat: ‘Van mijzelf blijft niets over, omdat ik alles geef voor uw huis.’18De Joden namen dit niet. ‘Hoe durft U! Bewijs maar eens dat U dit mag doen!’19‘Breek deze tempel af,’ zei Jezus. ‘En in drie dagen zal Ik hem weer opbouwen.’20‘Wat!’ riepen de Joden. ‘Er is zesenveertig jaar aan deze tempel gewerkt en U zou er in drie dagen mee klaar zijn?’21Maar Jezus bedoelde dat Hijzelf, zijn eigen lichaam, die tempel was.22Later, toen Hij uit de dood was teruggekomen, herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had. Het klopte met wat er in de Boeken staat en zij geloofden het.
Nikodemus bezoekt Jezus
23Door de wonderen die Jezus tijdens het Paasfeest in Jeruzalem deed, gingen veel mensen in Hem geloven.24Maar Hij bleef terughoudend, omdat Hij de mensen door en door kende.25Niemand hoefde Hem iets over de mens te vertellen, want Hij wist wat er in een mens omgaat.
English Standard Version
The Wedding at Cana
1On the third day there was a wedding at Cana in Galilee, and the mother of Jesus was there.2Jesus also was invited to the wedding with his disciples.3When the wine ran out, the mother of Jesus said to him, “They have no wine.”4And Jesus said to her, “Woman, what does this have to do with me? My hour has not yet come.”5His mother said to the servants, “Do whatever he tells you.”6Now there were six stone water jars there for the Jewish rites of purification, each holding twenty or thirty gallons.*7Jesus said to the servants, “Fill the jars with water.” And they filled them up to the brim.8And he said to them, “Now draw some out and take it to the master of the feast.” So they took it.9When the master of the feast tasted the water now become wine, and did not know where it came from (though the servants who had drawn the water knew), the master of the feast called the bridegroom10and said to him, “Everyone serves the good wine first, and when people have drunk freely, then the poor wine. But you have kept the good wine until now.”11This, the first of his signs, Jesus did at Cana in Galilee, and manifested his glory. And his disciples believed in him.12After this he went down to Capernaum, with his mother and his brothers* and his disciples, and they stayed there for a few days.
Jesus Cleanses the Temple
13The Passover of the Jews was at hand, and Jesus went up to Jerusalem.14In the temple he found those who were selling oxen and sheep and pigeons, and the money-changers sitting there.15And making a whip of cords, he drove them all out of the temple, with the sheep and oxen. And he poured out the coins of the money-changers and overturned their tables.16And he told those who sold the pigeons, “Take these things away; do not make my Father’s house a house of trade.”17His disciples remembered that it was written, “Zeal for your house will consume me.”18So the Jews said to him, “What sign do you show us for doing these things?”19Jesus answered them, “Destroy this temple, and in three days I will raise it up.”20The Jews then said, “It has taken forty-six years to build this temple,* and will you raise it up in three days?”21But he was speaking about the temple of his body.22When therefore he was raised from the dead, his disciples remembered that he had said this, and they believed the Scripture and the word that Jesus had spoken.
Jesus Knows What Is in Man
23Now when he was in Jerusalem at the Passover Feast, many believed in his name when they saw the signs that he was doing.24But Jesus on his part did not entrust himself to them, because he knew all people25and needed no one to bear witness about man, for he himself knew what was in man.
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.