Het Boek
(63 Treffer)
Mt 4,1Jezus door de duivel op de proef gesteld
Daarna werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om door de duivel op de proef te worden gesteld.
Mt 4,3
Op dat moment stelde de duivel Hem op de proef en zei: ‘U bent toch de Zoon van God? Zeg dan dat deze stenen brood moeten worden.’
Mt 4,5
Toen nam de duivel Hem mee naar het dak van de tempel in Jeruzalem.
Mt 4,8
De duivel nam Hem weer mee, nu naar een heel hoge berg. Hij liet Hem alle landen van de wereld zien, met al hun pracht en praal.
Mt 4,11
Toen liet de duivel Jezus met rust. En er kwamen engelen om voor Jezus te zorgen.
Mt 5,37
Houd u aan uw woord. Ja is ja en nee is nee. Wat u meer zegt, komt van de duivel.
Mt 6,13
Breng ons niet in beproeving, maar verlos ons van de duivel.
Mt 9,34
Maar de Farizeeën zeiden: ‘Geen wonder dat Hij de boze geesten kan wegsturen. De duivel zelf helpt Hem daarbij!’
Mt 10,25
Een leerling mag blij zijn als hij zo wordt als zijn leraar, en een knecht als hij wordt als zijn baas. Ze hebben Mij, als de leider, uitgescholden voor Beëlzebul, duivel. Wat zullen zij dan wel van jullie zeggen?
Mt 12,26
Als de duivel nu de duivel wegjaagt, vecht hij tegen zichzelf en maakt zijn eigen koninkrijk kapot.
Mt 12,27
Volgens u heeft Beëlzebul, de duivel, Mij de macht gegeven boze geesten te verjagen. Maar wie geeft uw leerlingen die macht dan? Zij zullen degenen zijn die over u oordelen!
Mt 13,19
er zijn mensen die wel over het Koninkrijk horen vertellen, maar er niets van begrijpen. Wat in hun hart is gezaaid, wordt er meteen door de duivel weer uit geroofd. Dit soort mensen lijkt op de harde grond van de weg.
Mt 13,38
Het land is de wereld. Het goede zaad zijn de mensen die bij het Koninkrijk horen. En het onkruid zijn de mensen die bij de duivel horen.
Mt 13,39
De vijand die het onkruid heeft gezaaid, is de duivel. De oogst is het einde van deze tijd en de maaiers zijn de engelen.
Mt 25,41
Daarna zal Ik tegen de mensen aan mijn linkerhand zeggen: “Weg jullie, vervloekten! Naar het eeuwige vuur dat voor de duivel en zijn trawanten bestemd is.
Mk 3,24
‘Hoe kan de duivel zichzelf nu wegjagen? Een land waar verdeeldheid heerst, gaat ten onder.
Mk 3,26
Als Satan, de duivel, tegen zichzelf vecht, blijft er niets van hem over.
Mk 4,15
Het zaad dat op het pad terechtkomt, zijn de mensen die wel het woord van God horen, maar het meteen weer vergeten. De duivel neemt Gods woord weg zodra het gezaaid is.
Lk 4,2
waar Hij veertig dagen bleef. Daar stelde de duivel Hem voortdurend op de proef. Al die tijd at Jezus niets en op het laatst kreeg Hij honger.
Lk 4,3
De duivel zei: ‘Als U de Zoon van God bent, zeg dan tegen deze steen dat hij een brood moet worden.’
Lk 4,5
De duivel nam Jezus mee naar een hoogvlakte en liet Hem in een oogopslag alle koninkrijken van de wereld zien.
Lk 4,9
Daarna nam de duivel Hem mee naar het dak van de tempel in Jeruzalem. ‘Als U de Zoon van God bent,’ zei hij, ‘spring dan naar beneden.
Lk 4,13
Zo probeerde de duivel op alle mogelijke manieren Jezus om te praten. Maar zonder succes. Daarom liet hij Hem voorlopig met rust.
Lk 8,12
Het zaad dat op het pad terechtkomt, zijn de mensen die wel het woord van God horen, maar het meteen weer vergeten. De duivel neemt Gods woord weg, omdat hij niet wil dat de mensen erin geloven en daardoor worden gered.
Lk 11,18
Als het waar is wat jullie zeggen, dan vecht de duivel tegen zichzelf.
Joh 6,70
Jezus zei: ‘Ik heb jullie alle twaalf uitgekozen, maar een van jullie is een duivel.’
Joh 8,44
U bent kinderen van de duivel en doet graag wat hij wil. Hij is al sinds het begin een moordenaar en heeft altijd buiten de waarheid gestaan, want de waarheid is hem vreemd. Hij kan alleen maar liegen, hij is de bron van de leugen.
Joh 13,2
Terwijl zij zaten te eten, wist Jezus dat de duivel Judas Iskariot had overgehaald Hem te verraden en uit te leveren.
Joh 13,27
Op dat moment kwam de duivel in Judas. ‘Doe maar vlug wat je van plan bent,’ zei Jezus tegen hem.
Joh 17,15
Ik vraag U niet hen uit de wereld weg te nemen, maar hen te beschermen tegen de duivel.
Apg 5,3
‘Ananias,’ zei Petrus, ‘waarom hebt u de duivel toegang gegeven tot uw hart? Waarom probeert u de Heilige Geest te bedriegen? Waarom zegt u dat dit de hele opbrengst van het land is, terwijl u een deel ervan achtergehouden hebt?
Apg 10,38
U hebt vast wel gehoord van Jezus van Nazareth, de man aan wie God de Heilige Geest en grote kracht gaf. Hij trok het land door en deed heel veel goeds. Hij genas alle mensen die in de macht van de duivel leefden, want God was met Hem.
Apg 13,10
‘Wat bent u een gemeen en listig heerschap! U bent een vijand van alles wat goed is! Zoon van de duivel! Houdt u nooit op de woorden van de Here te verdraaien?
Röm 16,20
De God van de vrede zal ervoor zorgen dat de duivel spoedig onder uw voeten wordt vermorzeld. Ik wens u de genade van de Here Jezus toe.
2Kor 4,4
De god van deze wereld, de duivel, heeft hen verblind, zodat zij het goede nieuws niet geloven. Zij zien het stralende licht van Christus niet, die het beeld van God is.
2Kor 6,15
Wat voor overeenkomst is er tussen Christus en de duivel? En wat voor gemeenschappelijks heeft een gelovige met iemand die niets van Christus wil weten?
Eph 2,2
U liep met de grote massa van deze wereld mee en deed dezelfde slechte dingen als zij. U gehoorzaamde de duivel, de leider en vorst van de geestelijke machten in de lucht, die nu nog actief is in de mensen die God ongehoorzaam zijn.
Eph 4,27
Geef de duivel geen schijn van kans.
Eph 6,11
Bewapen u met alle wapens die God ons geeft. Dan zal de duivel met zijn slinkse streken u geen kwaad kunnen doen.
Eph 6,16
In elk gevecht zult u het geloof nodig hebben, als een schild waarmee u alle brandende pijlen van de duivel kunt doven.
1Thess 3,5
Toen ik dus de onzekerheid niet langer kon verdragen, stuurde ik Timotheüs naar u toe om te zien hoe het met uw geloof was. Want ik zou het vreselijk vinden als de verleider, de duivel, u had verleid en al ons werk voor niets zou zijn geweest.
2Thess 3,3
Wij weten dat de Here wel te vertrouwen is. Hij zal u sterk maken en u tegen de aanvallen van de duivel beschermen.
1Tim 3,6
Een leider in de gemeente mag niet iemand zijn die nog maar pas christen is, omdat hij dan weleens verwaand zou kunnen worden en onder hetzelfde oordeel valt als de duivel.
1Tim 3,7
Hij moet ook een goede reputatie hebben bij de mensen die niet tot de gemeente behoren, anders zou hij door allerlei beschuldigingen in een val van de duivel kunnen lopen.
1Tim 4,1Paulusʼ advies aan Timotheüs
Maar de Heilige Geest zegt ons heel duidelijk dat er een tijd zal komen waarin sommigen in de gemeente zich van Christus afwenden en leraren gaan volgen die zich door de duivel laten leiden.
2Tim 2,26
Dan zullen ze tot bezinning komen en zich losmaken uit de valstrik van de duivel, die hen gevangen houdt en in zijn macht heeft.
2Tim 3,13
De slechte mensen en de valse leraren zullen steeds slechter worden en velen misleiden, zijzelf worden op hun beurt misleid door de duivel.
Hebr 2,14
Omdat wij mensen van vlees en bloed zijn, is Hij ook een mens van vlees en bloed geworden, want alleen als mens kon Hij sterven en zo de duivel, die de macht over de dood had, machteloos maken.
Jak 4,7
Onderwerp u dus aan God, maar verzet u tegen de duivel en hij zal van u wegvluchten.
1Petr 5,8
Maar ondanks dat moet u de situatie goed inzien en op uw hoede zijn voor de grote tegenstander, de duivel. Hij gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi om te verslinden.
1Joh 2,13
Ik schrijf dit allemaal, vaders, omdat u Christus kent, die er vanaf het begin geweest is. Ik schrijf dit allemaal, jongelui, omdat u het van de duivel hebt gewonnen.
1Joh 2,14
Dus, kinderen, u kent de Vader. En vaders, u kent Christus, die er vanaf het begin geweest is. En, jongelui, u bent sterk, houd vast aan wat God heeft gezegd, u hebt het van de duivel gewonnen.
1Joh 3,8
Maar wie blijft zondigen, bewijst daarmee dat hij bij de duivel hoort, die nadat hij voor het eerst gezondigd had, altijd is blijven zondigen. Maar de Zoon van God is gekomen om aan de activiteiten van de duivel een einde te maken.
1Joh 3,10
Wij kunnen nu dus zien wie een kind van God en wie een kind van de duivel is. Wie verkeerde dingen doet en ook niet van zijn broeder houdt, hoort niet bij het gezin van God.
1Joh 3,12
Wij moeten niet zijn als Kaïn, die bij de duivel hoorde en zijn broer vermoordde. Waarom deed hij dat? Omdat Kaïn verkeerde dingen had gedaan en wist dat zijn broer eerlijk en goed leefde.
1Joh 5,18
Wij weten dat ieder die een kind van God is, niet zondigt, want de Zoon van God beschermt hem en de duivel kan hem niets doen.
1Joh 5,19
Wij weten dat wij kinderen van God zijn en dat de hele wereld in de macht van de duivel is.
Jud 1,9
Wat een verschil met Michaël, een van de voornaamste engelen! Toen die met de duivel streed om het lichaam van Mozes, durfde hij de duivel niet te veroordelen of te beledigen. Hij zei alleen: ‘De Here zal je straffen.’
Offb 2,10
Wees niet bang voor wat u nog moet doormaken. De duivel zal sommigen van u in de gevangenis gooien om u op de proef te stellen, u zult tien dagen zwaar te lijden hebben. Blijf Mij trouw tot in de dood, dan zal Ik u de erekrans van het eeuwige leven geven.
Offb 12,9
De grote draak, de oude slang, ook wel duivel of Satan genoemd, die alle mensen ter wereld verleidt, werd met zijn engelen op de aarde gegooid.
Offb 12,12
Daarom moet de hemel en ieder die er woont, blij zijn. Maar och, wat ziet het er vreselijk uit voor de aarde en de zee. De duivel is naar beneden gekomen, buiten zichzelf van woede. Hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft.’
Offb 20,2
Hij pakte de draak—de oude slang, Satan, de duivel—en boeide hem voor duizend jaar.
Offb 20,10
En de duivel die hen heeft misleid, werd in het brandende zwavelmeer gegooid, waarin ook het beest en de valse profeet waren gegooid. Daar zullen zij dag en nacht gepijnigd worden, voor altijd en eeuwig.
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.