1En aquel día el SEÑOR tomará su tremenda y veloz espada y castigará al Leviatán, rauda serpiente, serpiente tortuosa, dragón marino.2En aquel día de la liberación de Israel entónese este himno:3«Israel es mi viña y yo, el SEÑOR, cuidaré las viñas fructíferas. Cada día las regaré y las vigilaré día y noche para mantener alejados a todos los enemigos.4Mi ira contra Israel ya terminó. Si hallo que la acosan zarzas y espinas, las quemaré, a menos que estos enemigos tuyos se rindan y supliquen mi paz y mi protección.6Vendrá el tiempo en que Israel echará raíces, retoñará y florecerá llenando toda la tierra con sus frutos».7¿Ha castigado Dios a Israel tanto como a los enemigos de este? No, pues ha devastado a sus enemigos en tanto que a Israel lo ha castigado sólo levemente, exiliándolo a tierras lejanas como arrastrado por tormenta del oriente.9Y ¿por qué lo hizo Dios? Fue para limpiarlo de sus pecados, y librarlo de todos sus ídolos y de los altares para estos. Ahora jamás volverán a ser adorados.10Tus ciudades amuralladas quedarán silenciosas y vacías, abandonadas las casas, invadidas las calles por malas hierbas, y las vacas pacerán por la ciudad rumiando ramas y arbustos.11Mi pueblo es como secas ramas de árbol, quebradas y puestas como leña debajo de las ollas. Son una nación necia, un pueblo fatuo e insensato, puesto que se aparta de Dios. Por lo tanto, no se apiadará de sus habitantes el que los hizo, ni les mostrará misericordia.12Pero vendrá el tiempo en que uno por uno los recogerá el SEÑOR como quien escoge granos con la mano, seleccionándolos de aquí y de allá de entre su gran era que se extiende desde el río Éufrates hasta los límites de Egipto.13En aquel día sonará la gran trompeta y muchos que estaban para morir entre sus enemigos, asirios y egipcios, serán librados y llevados a Jerusalén para que adoren al SEÑOR en su santo monte.
Het Boek
Israël komt tot bloei
1Op die dag zal de HERE zijn vreselijke, flitsende zwaard nemen en Leviatan, het snel bewegende reptiel, de kronkelende slang, de draak van de zee, doden.2Laat op die dag van Israëls vrijheid dit lied worden gezongen:3Israël is mijn wijngaard, Ik, de HERE, zal de mooie druiventrossen verzorgen en opkweken, elke dag zal Ik ze water geven en dag en nacht zal Ik de wacht houden tegen alle vijanden.4Mijn toorn tegen Israël is verdwenen. Als Ik dorens en distels vind die haar lastigvallen, zal Ik ze verbranden,5tenzij deze vijanden vrede met Mij sluiten en mijn bescherming zoeken.6Er zal een tijd komen dat Israël wortel schiet, uitbot en bloeit en de hele wereld met haar vruchten vult!7Heeft God Israël net zo zwaar gestraft als Hij haar vijanden strafte? Nee, want Hij heeft haar vijanden vernietigd, terwijl Hij Israël slechts licht strafte door haar ver van het eigen land in ballingschap te sturen, als werd zij weggeblazen als kaf door een storm.9En waarom deed God dat? Om haar zonden te verzoenen en haar te ontdoen van haar afgodenaltaren en afgoden.10De ommuurde steden zullen stil en verlaten zijn, de huizen verwaarloosd. Er zal gras in de straten groeien en koeien zullen in de stad grazen en de twijgen en takken afbreken.11Mijn volk is als de dode takken van een boom die worden afgebroken en onder etenspotten worden opgestookt. Deze mensen vormen een onverstandige natie, een dom volk, want zij keren zich van God af. Daarom zal Hij die hen maakte, geen medelijden hebben en hun niet genadig zijn.12Toch zal er een tijd komen dat de HERE hen één voor één bij elkaar zoekt als met de hand uitgezocht koren. Hij zal hen overal vandaan opnemen van zijn grote dorsvloer die tussen de Eufraat en de Egyptische grens ligt.13Op die dag zal er op de grote trompet worden geblazen en zij die naar Assur of Egypte verbannen waren, zullen gered worden en naar Jeruzalem terugkeren om de HERE op zijn heilige berg te aanbidden.
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.