HET

  • DBU
  • ELB
  • EU
  • GNB
  • HFA
  • LUT
  • MENG
  • NeÜ
  • NGÜ
  • NLB
  • SLT
  • ZB

Psalm 105 | Het Boek

Psalm 105 | Het Boek
1 Prijs de HERE, bid tot Hem. Vertel alle volken wat Hij heeft gedaan. 2 Zing lofliederen voor Hem. Getuig van alle wonderen die Hij doet. 3 Zijn grote en heilige naam is u tot steun, laat ieder die op de HERE vertrouwt, blij zijn over Hem. 4 Vraag alles aan de HERE en laat zijn kracht u tot steun zijn, blijf voortdurend in contact met Hem. 5 Herinner u alle wonderen die Hij heeft gedaan. Denk nog eens na over de bijzondere dingen die Hij in het verleden deed en hoe Hij oordeelde. 6 U bent het nageslacht van zijn dienaar Abraham en kinderen van Jakob. Hij heeft u uitgekozen. 7 De HERE is onze God en Hij oordeelt alles op aarde. 8 Het verbond dat Hij met u sloot, zal Hij nooit vergeten, Hij sloot het met het hele volk Israël, voor altijd. 9 Evenmin vergeet Hij ooit zijn verbond met Abraham en de belofte aan Isaak. 10 Zijn woord was een stevig houvast voor Jakob en een eeuwige afspraak met Israël. 11 Eenmaal zei Hij immers: ‘Ik geef u het land Kanaän, het zal voor altijd van u zijn, als een erfdeel dat niemand anders toekomt.’ 12 Toen zij nog maar met weinig mensen waren, 13 en als nomaden van land naar land trokken, 14 liet Hij niet toe dat ook maar iemand hen te na kwam en onderdrukte. Ter wille van hen werden koningen door Hem gestraft. 15 ‘Kom niet aan de mensen die Ik heb gezalfd en laat mijn profeten geen kwaad overkomen.’ 16 Voordat Hij een hongersnood over het land liet komen, zodat er geen brood meer was, 17 liet God een man voor het volk uitgaan: Jozef werd verkocht als slaaf. 18 Hij kwam geboeid in de gevangenis terecht, zijn voeten in het blok. 19 Dat duurde totdat God zijn woord liet uitkomen. De HERE zorgde dat hem recht werd gedaan. 20 De koning van Egypte stuurde een boodschap naar de gevangenis dat hij moest worden vrijgelaten, de machtige heerser gaf hem de vrijheid terug. 21 Hij gaf Jozef zijn vertrouwen en een hoge positie, hij werd zelfs onderkoning. 22 Jozef mocht alle bezittingen beheren en de leiders van Egypte leerden veel van zijn wijsheid. 23 Toen Jakob en zijn familie naar het land Egypte waren gekomen en daar als vreemdelingen tussen de mensen woonden, 24 maakte God het volk steeds groter. Ook werd het machtiger dan wie ook. 25 Daardoor maakte Hij dat de tegenstanders het volk gingen haten en hen met list tegemoet traden. 26 Toen stuurde God zijn dienaar Mozes en diens broer Aäron, die Hij ook had uitgekozen. 27 Zij deden voor de ogen van de Egyptenaren de wonderen die Hij hun had voorzegd. 28 God stuurde de donkere duisternis en er was geen hand voor ogen te zien. Maar zij sloegen er geen acht op. 29 God maakte bloed van al het water in Egypte en alle vissen stierven. 30 Het land werd overspoeld door kikvorsen, zelfs tot in het koninklijk paleis. 31 God zei dat er steekvliegen zouden komen en het hele land wemelde ervan. Geen plek ontkwam aan de muggen. 32 Hij veranderde hun regen in hagelstenen, de hagel en het vuur dat ertussenin op aarde neerkwam, vernietigden alle gewassen. 33 God vernietigde hun wijnstokken, vijgenbomen en alle andere bomen. 34 Op zijn woord kwamen er sprinkhanen over het land, ontelbaar veel. 35 Al het groene gewas en alle andere gewassen op het land werden weggevreten. 36 Ten slotte doodde Hij alle oudste zonen in heel Egypte, de stamhouders, op wie ieder zijn hoop had gevestigd. 37 God leidde zijn volk met goud en zilver het land Egypte uit, niemand bleef achter. 38 In Egypte was men blij dat zij gingen, want de Israëlieten hadden de Egyptenaren grote angst aangejaagd. 39 God gaf daarop een wolk die het volk leidde en ʼs nachts had het een vuurzuil als lichtbaken. 40 Toen zij erom vroegen, gaf Hij hun kwartels als vlees te eten, en elke dag was er meer dan voldoende manna, dat uit de hemel naar beneden kwam. Daarvan bakten zij brood. 41 Toen God een rots liet splijten, was er meer dan genoeg water. Er ontstond in die woestijn zelfs een rivier. 42 En dat deed Hij allemaal omdat Hij zijn dienaar Abraham een belofte had gedaan. 43 God was blij toen Hij zijn volk uitleidde, alle mensen van Israël trouwens ook, zij zongen het uit. 44 Hij gaf zijn volk het land van de volken die eerst in Kanaän woonden. Zij konden er zo van oogsten. 45 Wel verlangde God van hen dat zij zijn geboden zouden naleven en zijn wet trouw zouden navolgen. Prijs de HERE!