Josua 19,29 | Het Boek

Josua 19,29 | Het Boek

Land voor de overige stammen

1 De stam van Simeon kreeg als volgende een stuk land toegewezen dat midden in het eerder aan Juda toegewezen gebied lag. 2 Hun erfdeel omvatte de volgende zeventien steden met de daarbijbehorende dorpen: Berseba, Sema, Molada, Chasar-Sual, Bala, Esem, Eltolad, Betul, Chorma, Siklag, Bet-Hammarkabot, Chasar-Susa, Bet-Lebaot, Saruchen, Aïn, Rimmon, Eter en Asan. 8 De steden die zich naar het zuiden uitstrekten tot aan Baälat-Beër (ook wel Rama in de Negev genoemd), werden aan de stam van Simeon gegeven. 9 Zo kwam het erfdeel van Simeons stam uit het vroegere gebied van Juda, want dat gebied bleek te groot te zijn voor Juda. 10 De derde stam die land kreeg toegewezen, was die van Zebulon. De grens daarvan begon aan de zuidzijde van Sarid. 11 Vandaar ging hij in westelijke richting naar Marala en Dabbeset, tot hij de rivier ten oosten van Jokneam bereikte. 12 In de tegenovergestelde richting liep de grens naar het oosten, naar de grens van Kislot-Tabor en vandaar naar Daberat en Jafia. 13 Verder naar het oosten raakte de grenslijn Gat-Hachefer, Et-Kasin en Rimmon en draaide in de richting van Nea. 14 De noordgrens van Zebulon liep langs Channaton en eindigde bij de vallei van Jiftach-El. 15 De steden in deze gebieden, zonder de bovengenoemde, omvatten Kattat, Nahalal, Simron, Jidala, Bet-Lechem en alle omliggende dorpen. Samen waren er twaalf van zulke steden. 17 De vierde stam waaraan land werd toegewezen, was die van Issachar. Zijn grenzen omvatten de volgende steden: Jizreël, Kesullot, Sunem, Chafaraïm, Sion, Anacharat, Rabbit, Kisjon, Ebes, Remet, En-Gannim, En-Chadda, Bet-Passes, Tabor, Sachasim en Bet-Semes, in totaal zestien steden, elk met de haar omringende dorpen. De grens van Issachar eindigde aan de Jordaan. 24 De stam van Aser was de vijfde die land kreeg toegewezen. De grenslijnen omvatten de volgende steden: Chelkat, Chali, Beten, Achsaf, Allammelech, Amad en Misal. De westelijke grens liep van de Karmel naar de rivier Libnat, 27 ging daar in oostelijke richting verder naar Bet-Dagon en liep tot aan Zebulon in de vallei van Jiftach-El, noordelijk voorbij de steden Bet-Emek en Neïel. Daarna liep hij verder oostelijk naar Kabul, 28 Abdon, Rechob, Chammon, Kana en Groot-Sidon. 29 Vanaf dat punt liep de grens in de richting van Rama en de versterkte stad Tyrus en bereikte de Middellandse Zee bij Chosa. Het gebied omvatte ook Machaleb, Achzib, 30 Umma, Afek en Rechob, in totaal tweeëntwintig steden met de omringende dorpen. 32 De zesde stam die gebied kreeg toegewezen, was die van Naftali. 33 Zijn grens begon bij Juda bij Saänannim en strekte zich via Adami-Nekeb, Jabneël en Lakkum uit tot de Jordaan. 34 De westgrens liep naar Aznot-Tabor en via Chukkok naar de grens van Zebulon in het zuiden, met de grens van Aser in het westen en de Jordaan in het oosten. 35 De versterkte steden die in dit gebied lagen, waren: Siddim, Zer, Chammat, Rakkat, Kinneret, Adama, Rama, Hasor, Kedes, Edreï, En-Chasor, Jiron, Migdal-El, Chorem, Bet-Anat en Bet-Semes. Het gebied omvatte dus negentien steden met de omringende dorpen. 40 De laatste stam die zijn gebied kreeg toegewezen, was die van Dan. 41 De steden in zijn gebied waren: Sora, Estaol, Ir-Semes, Saälabbin, Ajjalon, Jitla, Elon, Timna, Ekron, Elteke, Gibbeton, Baälat, Jehud, Bene-Berak, Gat-Rimmon, Me-Hajjarkon, Rakkon en het gebied tegenover Jafo. 47 De Dannieten lieten zich terugdringen in het gebergte, waardoor hun gebied te klein werd. Daarom namen de Dannieten de stad Lesem in, doodden de inwoners en vestigden zich daar. Zij noemden die stad Dan, naar hun stamvader. 49 Zo werd al het land onder de stammen verdeeld en werden de grenslijnen getrokken. Het volk gaf een speciaal stuk land aan Jozua, 50 want de HERE had gezegd dat hij elke stad mocht hebben die hij maar wilde. Jozua koos Timnat-Serach in het heuvelgebied van Efraïm, hij herbouwde de stad en woonde er voortaan. 51 De priester Eleazar, Jozua en de stamleiders van Israël hadden de leiding van de heilige loting waarmee het land onder de stammen werd verdeeld. Dit had plaats onder het oog van de HERE bij de ingang van de tabernakel in Silo.