Psalm 63 | Het Boek

1 Een psalm van David, die hij schreef in de woestijn van Juda.

2 God, mijn God, ik zoek U overal, mijn hart dorst naar U. Ook mijn lichaam verlangt naar U in dit dorre, droge land, waar geen water is.

3 Ik heb U in uw heiligdom gezien, ik zag uw kracht en majesteit.

4 Uw goedheid en trouw overtreffen het leven zelf. Ik zal met mijn mond uw naam grootmaken.

5 Mijn leven lang wil ik U prijzen, mijn handen naar U opheffen wanneer ik bid.

6 Er is niets anders waarnaar ik verlang, er komen prachtige lofliederen over mijn lippen,

7 ook ʼs nachts als ik wakker lig en over U nadenk.

8 Want U bent mij altijd te hulp gekomen. Ik jubel het uit vanuit de beschermde plaats waar U mij in leven houdt.

9 Alles in mij richt zich op U. Ik kan niet zonder U, uw hand houdt mij vast.

10 Maar de mensen die op mijn ondergang uit zijn, zullen in de diepte van de aarde worden neergelaten.

11 Zij zullen omkomen door het zwaard en ten prooi vallen aan de wilde dieren.

12 Maar de koning verheugt zich in God, ieder die bij Hem zweert, zal reden tot vreugde hebben en zich op Hem kunnen beroemen, want Hij brengt de leugenaar tot zwijgen.

Het Boek TM Copyright © 1979, 1988, 1998, 2007 by Biblica, Inc. Used with permission. All rights reserved worldwide. “Biblica”, “International Bible Society” and the Biblica Logo are trademarks registered in the United States Patent and Trademark Office by Biblica, Inc. Used with permission.

Český ekumenický překlad

BOŽE, TYS BŮH MŮJ! HLEDÁM TĚ ZA ÚSVITU

1 Žalm Davidův, když byl v Judské poušti.

2 Bože, tys Bůh můj! Hledám tě za úsvitu, má duše po tobě žízní. Mé tělo touhou po tobě hyne ve vyschlé, prahnoucí, bezvodé zemi.

3 Proto tě vyhlížím ve svatyni, chci spatřit tvoji sílu a slávu;

4 tvé milosrdenství je lepší než život, mé rty tě chválí zpěvem.

5 Proto ti dobrořečím po celý život, v tvém jménu pozvedám dlaně.

6 Má duše se sytí nejtučnější stravou, moje rty plesají, má ústa zpívají chválu.

7 Když si tě na lůžku připomínám, o tobě rozjímám za nočních hlídek,

8 že jsi mou pomocí býval, ve stínu křídel tvých plesám.

9 Má duše přilnula k tobě, tvá pravice mě pevně drží.

10 Ti, kdo mi chystají zkázu a o život ukládají, sestoupí v nejhlubší útroby země;

11 vydáni napospas meči za kořist šakalům padnou.

12 Král se však bude radovat; Bůh bude chloubou všech, kdo přísahají při něm, a budou zacpána ústa těm, kdo zrádně mluví.

© 2001 Česká biblická společnost