Psalm 36 | Het Boek Český ekumenický překlad

Psalm 36 | Het Boek
1 Van David, de dienaar van de HERE, voor de koordirigent. 2 De zonde beïnvloedt de goddelozen, ze hebben geen enkel ontzag voor God. 3 De goddeloze denkt heel wat van zichzelf, totdat het zover is dat zijn zonden aan het licht komen. Dan wordt hij een gehaat man. 4 Alles wat hij zegt, is slecht en bedrieglijk. Verstandig en goed handelen is er niet bij. 5 Zelfs in bed bedenkt hij nog allerlei kwaad, hij bevindt zich op de verkeerde weg en stelt zich open voor alles wat slecht is. 6 HERE, uw goedheid en liefde zijn zo groot, uw trouw is oneindig, niet te meten. 7 Uw rechtsgevoel is als de bergen die U Zelf hebt gemaakt. Uw oordeel is als een grote overstroming. U bevrijdt mensen zowel als dieren, HERE. 8 Wat is het geweldig om uw goedheid en liefde te mogen ervaren, HERE! Daarom komen talloze mensen bij U schuilen. 9 Zij genieten van al het goede dat U hun biedt en U overspoelt hen met uw zegeningen. 10 Want U bent de bron van al het leven: als wij in uw licht staan, zien wij de dingen duidelijk. 11 Laten uw volgelingen voortdurend uw goedheid en liefde mogen ervaren en laten de eerlijke mensen mogen delen in uw rechtsgevoel. 12 Zorg toch dat de hoogmoedige geen vat op mij krijgt en de goddeloze mij niet opjaagt. 13 De mensen die slechte dingen doen, zijn gevallen, zij zijn neergeslagen en kunnen nooit meer opstaan!

Het Boek TM Copyright © 1979, 1988, 1998, 2007 by Biblica, Inc. Used with permission. All rights reserved worldwide. “Biblica”, “International Bible Society” and the Biblica Logo are trademarks registered in the United States Patent and Trademark Office by Biblica, Inc. Used with permission.

Český ekumenický překlad

TAK ZNÍ VZPURNÝ VÝROK SVÉVOLNÍKA

1 Pro předního zpěváka. Pro Hospodinova služebníka, Davidův. 2 Tak zní vzpurný výrok svévolníka: „Nemám v srdci místo pro strach z Boha.“ A to do očí mu říká. 3 Lichotí si ve svých očích, a tak bude shledán vinným, hodným nenávisti. 4 Slova jeho úst jsou ničemná a lstivá, přestal jednat rozumně a dobře. 5 Vymýšlí si na svém lůžku ničemnosti, postavil se na nedobrou cestu, neštítí se zlého. 6 Tvoje milosrdenství, Hospodine, sahá až k nebi, tvoje věrnost se dotýká mraků. 7 Tvoje spravedlnost je jak mocné horstvo, propastná tůň nezměrná jsou tvoje soudy; zachraňuješ lidi i dobytek, Hospodine. 8 Jak vzácný skvost je tvé milosrdenství, Bože! Lidé se utíkají do stínu tvých křídel. 9 Osvěžují se tím nejtučnějším z tvého domu, z potoka svých rozkoší jim napít dáváš. 10 U tebe je pramen žití, když ty jsi nám světlem, spatřujeme světlo. 11 Uchovej své milosrdenství těm, kdo tě znají, a svou spravedlnost těm, kdo mají přímé srdce. 12 Kéž na mě nevtrhne zpupná noha, ruka svévolných kéž ze mne neučiní štvance! 13 Ano, pachatelé ničemností padli, jsou sraženi, nejsou schopni povstat.