Canoniek

Zoek "elia" in de Bijbel

Het Boek  (100/103 Treffers)

1 Kon 17:1 Op een dag zei de profeet Elia, afkomstig uit de stad Tisbe in Gilead, tegen koning Achab: ‘Zo zeker als de HERE, de God van Israël, leeft—de God die ik vereer en dien—zal enkele jaren lang geen dauw of regen vallen, totdat ik het weer aankondig.’1 Kon 17:2 Daarna zei de HERE tegen Elia:1 Kon 17:5 Elia deed wat de HERE hem had opgedragen en sloeg zijn kamp op bij de beek.1 Kon 17:10 Dus ging Elia naar Sarefat en toen hij bij de poorten van de stad kwam, zag hij een vrouw die bezig was hout te sprokkelen. Hij vroeg haar een beker water.1 Kon 17:13 Maar Elia stelde haar gerust en zei: ‘Wees maar niet bang. Maak die laatste maaltijd van u maar klaar, maar bak eerst wat brood voor mij. Daarna kunt u voor u en uw zoon wat klaarmaken.1 Kon 17:15 Zij deed wat Elia had gezegd en met zʼn drieën aten zij net zo lang van de voorraad meel en olie als nodig was.1 Kon 17:16 Want hoeveel zij ook gebruikten, er zat steeds genoeg meel in de pot en olie in de kruik, precies zoals de HERE door Elia had laten beloven.1 Kon 17:19 ‘Geef hem maar aan mij,’ antwoordde Elia. Hij nam het dode lichaam van de jongen mee naar boven en legde hem in de logeerkamer waar hij zelf sliep.1 Kon 17:22 De HERE verhoorde het gebed van Elia, de ziel van het kind keerde terug en hij werd weer levend.1 Kon 17:23 Elia nam hem mee naar beneden en gaf hem aan zijn moeder. ‘Kijk, hij leeft,’ zei hij.1 Kon 18:1 Drie jaar na deze gebeurtenis zei de HERE tegen Elia: ‘Ga naar koning Achab en zeg hem dat Ik spoedig weer regen zal sturen.’1 Kon 18:2 Elia ging de boodschap overbrengen. Ondertussen was de hongersnood in Samaria nijpend geworden.1 Kon 18:7 Plotseling zag Obadja Elia op zich afkomen. Hij herkende hem onmiddellijk en liet zich voor hem op de grond vallen. ‘Bent u het werkelijk, Elia?’ vroeg hij.1 Kon 18:8 ‘Ja, ik ben het,’ antwoordde Elia. ‘Ga de koning maar vertellen dat ik er aankom.’1 Kon 18:10 Want ik zweer bij God dat de koning elk volk en elk land heeft doorzocht om u te vinden. En elke keer dat hij te horen kreeg “Elia is hier niet”, dwong hij de koning van dat land te zweren dat hij de waarheid sprak.1 Kon 18:14 En nu zegt u: “Ga de koning vertellen dat Elia er is”. Heer, als u dat doet, betekent het mijn dood!’1 Kon 18:15 Maar Elia zei: ‘Ik zweer bij de HERE van de hemelse legers, namens wie ik hier sta, dat ik mij vandaag aan Achab zal vertonen.’1 Kon 18:16 Toen ging Obadja naar Achab om hem te vertellen dat Elia er was en Achab ging naar hem toe.1 Kon 18:18 ‘Niet ik heb deze ramp over Israël gebracht,’ zei Elia rustig, ‘maar u en uw familie hebben geweigerd de HERE te gehoorzamen en hebben in plaats van Hem Baäl aanbeden.1 Kon 18:21 Elia richtte toen het woord tot hen. ‘Hoelang blijft u nog op twee gedachten hinken?’ vroeg hij het volk. ‘Als de HERE uw God is, volg Hem dan. Maar als Baäl god is, moet u die volgen!’ Maar het volk zweeg.1 Kon 18:22 Elia ging verder: ‘Ik ben de enig overgebleven profeet van de HERE, maar Baäl heeft vierhonderdvijftig profeten!1 Kon 18:25 Elia wendde zich tot de profeten van Baäl en zei: ‘Gaat u maar voor, want u bent met zovelen. Kies een van de stieren, maak hem klaar en roep uw god aan. Maar steek het hout niet zelf in brand.’1 Kon 18:27 Rond het middaguur begon Elia spottend commentaar te leveren. ‘U zult wat harder moeten schreeuwen,’ zei hij, ‘om de aandacht van uw god te trekken. Misschien is hij met iemand anders aan het praten of is hij ergens druk mee bezig. Wacht! Misschien is hij op reis. Of zou hij slapen? Dan moet u hem wakker maken.’1 Kon 18:30 Toen riep Elia naar het volk: ‘Kom dichterbij!’ Iedereen verdrong zich rondom hem, toen hij het vernielde altaar van de HERE overeind zette.1 Kon 18:36 Op de tijd dat gewoonlijk het avondoffer werd gebracht, liep Elia naar het altaar en bad: ‘O HERE, God van Abraham, Isaak en Israël, laat vandaag zien dat U de God van Israël bent en ik uw dienaar ben, laat zien dat ik dit alles op uw bevel heb gedaan!1 Kon 18:40 Elia droeg hun op de profeten van Baäl gevangen te nemen. ‘Laat er niet één ontsnappen,’ beval hij. Zij grepen alle profeten en Elia nam hen mee naar de beek Kison, waar hij hen allemaal liet doden.1 Kon 18:42 Daarop liet Achab een feestelijke maaltijd klaarmaken. Maar Elia klom naar de top van de berg Karmel en lag een tijd languit op de grond, daarna boog hij ineen met zijn hoofd tussen zijn knieën.1 Kon 18:43 Na een tijdje zei hij tegen zijn dienaar: ‘Kijk eens in de richting van de zee.’ De dienaar deed dat, maar kwam terug bij Elia en zei: ‘Ik heb niets gezien.’ Elia zei: ‘Ga nog maar een keer kijken en dan nog een keer en nog een keer, zevenmaal.’1 Kon 18:44 Ten slotte, bij de zevende keer, zei zijn dienaar tegen hem: ‘Ik zag een kleine wolk, zo groot als een mannenhand, uit de zee opstijgen.’ Elia riep: ‘Ga snel naar Achab en zeg hem in zijn rijtuig te stappen en naar huis te gaan, anders zal de stortregen hem tegenhouden!’1 Kon 18:46 Maar de HERE gaf Elia speciale kracht, zodat hij vóór de wagen van Achab uit kon rennen naar de ingang van de stad.1 Kon 19:1 Koning Achab vertelde Izebel wat Elia had gedaan en hoe hij de profeten van Baäl had afgeslacht.1 Kon 19:2 Daarop stuurde zij een bode naar Elia met de volgende boodschap: ‘U doodde mijn profeten en nu zweer ik bij de goden dat ik morgen om deze tijd u van het leven zal beroven, zoals u dat bij mijn profeten hebt gedaan.’1 Kon 19:3 Toen vluchtte Elia weg om zijn leven te redden. Hij ging naar Berseba, een stad in Juda, en liet zijn dienaar daar achter.1 Kon 19:9 Daar zocht hij onderdak in een grot. Maar de HERE zei tegen hem: ‘Wat doet u hier, Elia?’1 Kon 19:11 ‘Ga naar buiten en kom vóór Mij staan op de berg,’ droeg de HERE hem op. En toen Elia daar stond, zou de HERE voorbijgaan, maar een vreselijke windstoot schoot over de berghelling, deze was zo hard dat enkele bergen uiteenscheurden en stukken rots losraakten. De HERE Zelf was echter niet in die windstoot aanwezig. Op de windstoot volgde een aardbeving, maar ook daarin was de HERE niet aanwezig.1 Kon 19:13 Toen Elia dat hoorde, verborg hij zijn gezicht in zijn mantel, ging naar buiten en bleef bij de ingang van de grot staan. En een stem zei: ‘Waarom bent u hier, Elia?’1 Kon 19:19 Zo ging Elia op weg en vond Elisa. Onder zijn leiding waren ze met twaalf span runderen aan het ploegen, hijzelf liep achter het twaalfde span. Elia liep naar hem toe, gooide zijn mantel over Elisaʼs schouders en liep weer weg.1 Kon 19:20 Elisa liet de runderen staan, rende achter Elia aan en zei: ‘Laat mij eerst nog even mijn ouders vaarwel kussen, dan ga ik met u mee.’ Elia antwoordde: ‘Ga maar, ik dwing je nergens toe.’1 Kon 19:21 Elisa ging terug naar zijn span runderen, doodde ze en gebruikte het hout van de ploeg om een vuur te maken, waarop hij de dieren braadde. Hij deelde het vlees uit aan de andere landarbeiders en zij aten het op. Daarna ging hij met Elia mee als zijn helper.1 Kon 21:17 Maar de HERE zei tegen Elia:1 Kon 21:20 ‘Dus mijn vijand heeft mij gevonden,’ riep Achab Elia toe. ‘Ja,’ antwoordde Elia, ‘ik ben hier gekomen om Gods vloek over u uit te spreken, omdat u alleen nog maar doet wat kwaad is in de ogen van de HERE.1 Kon 21:28 Elia kreeg daarop een andere boodschap van de HERE:2 Kon 1:3 Maar de Engel van de HERE zei tegen de profeet Elia: ‘Ga de boodschappers tegemoet en vraag hun: “Is er dan geen God in Israël dat u naar Baäl-Zebub, de god van Ekron, gaat om te vragen of de koning weer beter zal worden?2 Kon 1:4 Omdat koning Achazja dit heeft gedaan, zegt de HERE dat hij niet meer van zijn ziekbed zal opstaan, hij zal sterven.” ’ Daarop vertrok Elia weer.2 Kon 1:5 Nadat Elia de boodschappers dit had verteld, gingen zij meteen terug naar de koning. ‘Waarom zijn jullie al weer zo snel terug?’ vroeg Achazja hun.2 Kon 1:8 ‘Hij had een harige mantel aan,’ beschreven zij hem, ‘met een leren riem om.’ ‘Dat was de profeet Elia,’ zei de koning.2 Kon 1:9 Daarop stuurde hij een legerofficier met vijftig mannen eropuit om Elia gevangen te nemen. Zij vonden hem zittend op de top van een heuvel. De officier zei tegen hem: ‘Man van God, de koning heeft bevolen dat u met ons moet meekomen.’2 Kon 1:10 Maar Elia antwoordde: ‘Als ik werkelijk een man van God ben, laat dan vuur uit de hemel komen om u en uw vijftig mannen te doden.’ Onmiddellijk schoot er vuur uit de hemel naar beneden dat hen allemaal doodde.2 Kon 1:12 Elia antwoordde weer: ‘Als ik werkelijk een man van God ben, laat dan vuur uit de hemel komen om u en uw vijftig mannen te doden.’ Opnieuw sloeg het vuur van God toe en verbrandde de mannen.2 Kon 1:13 En nog een keer stuurde de koning vijftig mannen, maar nu viel de betreffende officier op zijn knieën voor Elia en smeekte: ‘Man van God, spaar alstublieft de levens van mij en mijn vijftig mannen.2 Kon 1:15 De Engel van de HERE zei tegen Elia: ‘Wees niet bang. Ga met hem mee.’ En zo ging Elia mee naar de koning.2 Kon 1:16 ‘Waarom hebt u boodschappers naar Baäl-Zebub, de god van Ekron gestuurd om vragen te stellen over uw ziekte?’ vroeg Elia. ‘Heeft Israël soms geen God aan wie u dat kunt vragen? Omdat u dit hebt gedaan, zult u dit bed niet meer verlaten, u zult sterven.’2 Kon 1:17 Achazja stierf zoals de HERE door Elia had voorspeld en zijn broer Joram werd de nieuwe koning. Achazja had namelijk geen zoon om hem op te volgen. Dit alles gebeurde in het tweede regeringsjaar van koning Joram van Juda, de zoon van Josafat.2 Kon 2:1-2 Het tijdstip naderde waarop de HERE Elia met behulp van een wervelwind in de hemel zou opnemen. Bij hun vertrek uit Gilgal zei Elia tegen Elisa: ‘Blijf hier, want ik moet van de HERE naar Betel gaan.’ Maar Elisa antwoordde: ‘Ik zweer bij God dat ik u niet zal verlaten!’ Dus gingen zij samen op weg naar Betel.2 Kon 2:3 Daar kwamen de jonge profeten uit Betel hen tegemoet en vroegen Elisa: ‘Weet u dat de HERE Elia vandaag van u zal wegnemen?’ ‘Stil maar,’ zei Elisa, ‘ik weet het.’2 Kon 2:4 Toen zei Elia tegen Elisa: ‘Blijf maar hier in Betel, want de HERE stuurt mij nu naar Jericho.’ Maar opnieuw zei Elisa: ‘Ik zweer bij God dat ik u niet zal verlaten.’ En zo gingen zij samen naar Jericho.2 Kon 2:5 Ook in Jericho zeiden de jonge profeten tegen Elisa: ‘Weet u dat de HERE Elia vandaag van u zal wegnemen?’ En Elisa antwoordde: ‘Stil maar, ik weet het.’2 Kon 2:6-7 Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf nu maar hier, want de HERE wil dat ik naar de Jordaan ga.’ Maar net als de vorige keren zei Elisa: ‘Ik zweer bij God dat ik u niet zal verlaten.’ Zij gingen samen op weg en stonden na enige tijd bij de Jordaan. Van een afstand keken vijftig jonge profeten naar wat ging gebeuren.2 Kon 2:8 Toen vouwde Elia zijn mantel op en sloeg daarmee op het water. De rivier spleet in tweeën en zij liepen over het droge naar de overkant.2 Kon 2:9 Aan de overkant gekomen, zei Elia tegen Elisa: ‘Welke wens van je zal ik vervullen, voordat ik word weggenomen?’ Elisa antwoordde: ‘Laat mij twee keer zo wijs zijn als u.’2 Kon 2:10 ‘Je hebt iets heel moeilijks gevraagd,’ zei Elia. ‘Als je mij ziet wanneer ik word weggenomen, zal je wens worden vervuld. Zo niet, dan gebeurt het niet.’2 Kon 2:11 Terwijl zij al pratend verder liepen, verscheen opeens een vurige strijdwagen, getrokken door paarden van vuur, die tussen hen door reed en hen van elkaar scheidde. Tegelijkertijd werd Elia door een wervelwind in de strijdwagen naar de hemel gedragen.2 Kon 2:12 Elisa zag het gebeuren en schreeuwde: ‘Mijn vader! Mijn vader! De Wagens en Ruiters van Israël!’ Toen Elia uit het zicht was verdwenen, scheurde Elisa zijn kleren in tweeën.2 Kon 2:13-14 Daarna raapte hij Eliaʼs mantel op, ging terug naar de oever van de Jordaan en sloeg met de mantel op het water. ‘Waar is de HERE, de God van Elia?’ riep hij luid. Toen week het water uiteen en Elisa liep naar de overkant.2 Kon 2:15 Toen de jonge profeten uit Jericho zagen wat er was gebeurd, riepen zij: ‘De geest van Elia rust op Elisa!’ Zij gingen hem tegemoet en bogen voor hem neer.2 Kon 3:11 Maar koning Josafat van Juda vroeg: ‘Is er geen profeet van de HERE bij ons? Als dat zo is, kunnen wij erachter komen wat wij moeten doen.’ ‘Elisa is hier,’ antwoordde een van de dienaren van de koning van Israël. ‘Hij was de helper van Elia.’2 Kon 9:36 Zij gingen terug en vertelden het hem, waarop hij zei: ‘Dat is precies wat de HERE heeft voorzegd. Hij heeft tegen de profeet Elia gezegd dat de honden haar vlees zouden opeten2 Kon 10:9-10 ʼs Morgens ging hij naar buiten en sprak de menigte toe, die rond de twee hopen was samengestroomd. ‘Het is niet uw schuld,’ zei hij tegen hen. ‘Ik heb een samenzwering tegen mijn meester gesmeed en hem gedood, maar ik heb zijn zonen niet gedood! Dat heeft de HERE gedaan, want alles wat Hij heeft gezegd, is uitgekomen. Door zijn dienaar Elia heeft Hij verklaard dat dit zou gaan gebeuren met de nakomelingen van Achab.’2 Kon 10:17 Na zijn aankomst in Samaria liet hij alle overgebleven familieleden van Achab doden, precies zoals Elia namens de HERE had voorzegd.1 Kron 8:26-27 De zonen van Jerocham waren Samserai, Secharja, Atalja, Jaäresja, Elia en Zichri.2 Kron 21:12 De profeet Elia schreef hem toen de volgende brief: ‘De HERE, de God van uw voorvader David, zegt dat u de goede wegen van uw vader Josafat en koning Asa niet hebt gevolgd.Ezra 10:21 de zonen van Charim: Maäseja, Elia, Semaja, Jechiël en Uzzia;Ezra 10:26 Van de familie Elam: Mattanja, Zecharja, Jechiël, Abdi, Jeremot en Elia.Mal 4:5 En voordat die grote, ontzagwekkende dag van de HERE aanbreekt, zal Ik u nog de profeet Elia sturen.Mat 11:14 En ten slotte verscheen Johannes. Of u het nu wilt geloven of niet, hij is de Elia die volgens de profeet Maleachi verwacht moest worden.Mat 16:14 ‘Sommigen zeggen dat U Johannes de Doper bent,’ antwoordden zij. ‘Anderen denken dat U Elia bent. Of Jeremia of een van de andere profeten.’Mat 17:3 Ineens zagen zij Mozes en Elia met Hem staan praten.Mat 17:4 Petrus zei tegen Jezus: ‘Here, het is maar goed dat wij hier zijn! Zal ik drie tenten maken? Eén voor U, één voor Mozes en één voor Elia?’Mat 17:10 De leerlingen vroegen: ‘Waarom zeggen de bijbelgeleerden altijd dat de Christus pas kan komen nadat Elia is geweest?’Mat 17:11 Hij antwoordde: ‘Elia komt inderdaad om voorbereidend werk te doen.Mat 27:48 Zij dachten dat Hij om Elia riep. Een van hen haalde vlug een spons, liet er zure wijn intrekken en stak die op een stok. Hij hield die omhoog en liet Jezus ervan drinken.Mat 27:49 Maar de anderen zeiden: ‘Wacht! Laten we eens zien of Elia Hem komt redden.’Mar 6:15 Maar anderen zeiden dat Hij Elia was en weer anderen noemden Hem een nieuwe profeet.Mar 8:28 ‘Sommigen zeggen dat U Johannes de Doper bent,’ antwoordden de leerlingen. ‘Anderen dat U Elia bent of een andere profeet.’Mar 9:4 Ze zagen ook Elia en Mozes erbij komen, die met Jezus spraken.Mar 9:5 ‘Meester,’ zei Petrus, ‘het is maar goed dat wij hier zijn. Wij zullen drie tenten maken. Eén voor U, één voor Mozes en één voor Elia!’Mar 9:8 Toen zij om zich heen keken, zagen ze plotseling dat Mozes en Elia weg waren. Alleen Jezus was nog bij hen.Mar 9:11 Zij vroegen Jezus: ‘Waarom zeggen onze leraren eigenlijk dat Elia eerst moet komen?’Mar 9:12 Jezus antwoordde: ‘Elia zal inderdaad eerst komen om alles in orde te maken. En wat hebben de profeten over de Mensenzoon geschreven? Dat Hij veel zal lijden en dat de mensen Hem zullen minachten.Mar 9:13 Maar nu zeg Ik jullie: Elia is al gekomen en zij hebben met hem gedaan wat ze wilden, zoals de profeten hadden voorspeld.’Mar 15:35 Sommige van de mensen die stonden te kijken, zeiden: ‘Luister, Hij roept Elia.’Mar 15:36 Een van hen haalde vlug een spons met zure wijn en stak die op een stok om Hem te laten drinken. ‘Wacht,’ zei hij, ‘misschien haalt Elia Hem er wel af.’Luk 1:17 Hij zal een bijzondere man zijn, een boodschapper met dezelfde geest en kracht als de profeet Elia. Hij zal ouders en kinderen verzoenen en de ongehoorzamen weer op het pad van de rechtvaardigheid brengen. Zo vormt hij een volk dat gereedstaat voor God.’Luk 4:25 Neem nu de profeet Elia. In zijn tijd was er hongersnood. Vele Joodse weduwen hadden niets te eten, want er was drieënhalf jaar geen druppel regen gevallen.Luk 4:26 En toch werd Elia niet naar een van hen gestuurd, maar wel naar een vreemdelinge, een weduwe uit Sarepta, bij Sidon.Luk 9:8 Anderen zeiden: ‘Het is Elia of in ieder geval een van de oude profeten die is teruggekomen uit de dood.’ Er deden allerlei geruchten de ronde.Luk 9:19 ‘Sommigen zeggen dat U Johannes de Doper bent,’ antwoordden zij. ‘Anderen Elia of een van de oude profeten die uit de dood is teruggekomen.’Luk 9:30 Zijn kleren werden verblindend wit. Ineens stonden twee mannen met Hem te praten. Het waren Mozes en Elia!Luk 9:33 Toen Mozes en Elia op het punt stonden te vertrekken, zei Petrus tegen Jezus: ‘Meester, het is maar goed dat wij hier zijn! Wij zullen drie tenten opzetten. Eén voor U, één voor Mozes en één voor Elia!’ Hij was zo in de war dat hij niet wist wat hij zei.Joh 1:21 ‘Wie dan wel?’ vroegen zij. ‘Elia?’ ‘Nee,’ antwoordde hij. ‘Bent u dan de profeet die komen zou?’ was hun volgende vraag. ‘Ook niet,’ zei Johannes.